klas 2 hv H7H8 fictie

Klas 2 - fictie - 22 november

fictie:  H7 'Spanning'


Aan de slag: spannend verhaal
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Klas 2 - fictie - 22 november

fictie:  H7 'Spanning'


Aan de slag: spannend verhaal

Slide 1 - Tekstslide

fictie

fictie: verzonnen verhalen met als doel 'vermaken'
realistische fictie: is verzonnen, maar had wel echt kunnen gebeuren ('Oorlogswinter')
niet-realistische fictie: kan niet echt gebeurd zijn, er komen veel magische wezens in voor en er gebeuren veel magische dingen.
(Harry Potter)

Slide 2 - Tekstslide

non-fictie
non-fictie: niet verzonnen teksten zoals een nieuwsbericht, een geschiedenisboek  met als doel je te informeren.

Slide 3 - Tekstslide

spanning  - sensatie
spanning: willen weten hoe het verder gaat, de lezer of de toeschouwer blijft voortdurend nieuwsgierig.

sensatie: opwinding als gevolg van een aantal spectaculaire acties (bijvoorbeeld achtervolgingen met motorzagen, botsende straaljagers en schreeuwende zombies).

Slide 4 - Tekstslide

startpunt van spanning: identificatie, je moet je kunnen verplaatsen in de hoofdpersoon. De schrijver kan met dit gevoel spelen en spanning creëren. 

Slide 5 - Tekstslide

technieken om spanni

Slide 6 - Tekstslide

twee soorten spanning
1. emotionele spanning: wanneer de lezer al wat meer weet van de personages wil hij of zij de personages waarschuwen om ze te behoeden voor alle ellende die er op ze af komt.

2. intellectuele spanning: de lezer weet niet veel of minder over de personages dan de personages zelf. De lezer vraagt zich van elk personage af of hij 'de dader' is, of wel of niet de waarheid spreekt.

Slide 7 - Tekstslide

vraag
Wat vind jij een spannend boek/ een spannende film of serie en waarom?

Slide 8 - Tekstslide

Zelf een spannend verhaal schrijven
belangrijke techniek:
Vertonen in plaats van vertellen.
Je kunt vertellen dat iemand bang is, maar je kunt het ook laten zien (Ik hoorde geritsel op de gang. Mijn adem stokte. Een zweetdruppel liep langs mijn voorhoofd. Was het een man? Ik hoorde voetstappen...Mijn hart klopte in mijn keel. Droge mond...ik slikte. 
Langzaam om geen geluid te maken pakte ik een kandelaar van de tafel..

Slide 9 - Tekstslide

Zelf een spannend verhaal schrijven
niet: Hij verveelde zich zo.

wel: Hij hoorde de klok eindeloos tikken, maar wist niet meer hoe lang de tijd duurde. De stilte van het huis drukte zijn schouders  naar beneden. Hoe lang zouden zijn ouders nog slapen? Zijn boek had hij uit. Buiten liep  een man tegen de wind in. Hij keek naar zijn nagels.

Slide 10 - Tekstslide

even oefenen
in tweetallen:
Ik was alleen thuis, het was al donker en ik hoorde dat er een raam werd ingegooid. Ik was doodsbang.......

Beschrijf deze gebeurtenis als een spannend verhaal. Denk daarbij aan de techniek 'vertonen in plaats van vertellen'

Slide 11 - Tekstslide

opdracht
Schrijf een spannend verhaal
1. Bedenk een personage in een moeilijke situatie, waaruit hij zich moet zien te redden.
2. Bedenk een plek waar het verhaal zich afspeelt.




Slide 12 - Tekstslide

opdracht
Schrijf een spannend verhaal
1. een personage (eventueel een bijpersoon)
2. moeilijke situatie
3. een plek 




Slide 13 - Tekstslide

opdracht
Schrijf een spannend verhaal
1. Bedenk een personage in een moeilijke situatie, waaruit hij zich moet zien te redden.
2. Bedenk een plek waar het verhaal zich afspeelt.




Slide 14 - Tekstslide

H8 perspectief
perspectief : gezichtspunt
Een verhaal vertellen we altijd vanuit een gezichtspunt.
Dit gezichtspunt is bepalend voor hoe je een verhaal beleeft.

Slide 15 - Tekstslide

drie soorten perspectief
1.  ik-verteller: 
'Ik' is een personage in het verhaal en weet alleen dingen die hij of zij zelf heeft meegemaakt. De 'ik' heeft veel inzicht in zijn of haar eigen gedachten, maar niet in die van andere personages.

Slide 16 - Tekstslide

drie soorten perspectief
2. De personale verteller:
Deze verteller lijkt op de 'ik-verteller' maar het verhaal wordt door de derde persoon verteld: de 'hij' of de 'zij'. Deze verteller heeft alleen maar inzicht in zijn of haar eigen belevenissen. 

Slide 17 - Tekstslide

drie soorten perspectief
3. De auctoriale verteller:
Deze verteller is 'alwetend', hij of zij ziet en weet alles, kent de gedachten van alle personages en weet wat er vroeger is gebeurd en wat er later kan gebeuren. Deze verteller is geen personage in het verhaal.

Slide 18 - Tekstslide

Spannende verhalen
Wat is een genre? 

Wat zijn voorbeelden van spannende genres?

  • Thriller
  • Detective 
  • Misdaadroman 
  • Horror 

Slide 19 - Tekstslide

Spannende verhalen
Thriller:
  • Sensationele gebeurtenissen 
  • Suspense / vooruitwijzing
  • = De suggestie dat elk moment iets ergs of engs kan gebeuren 

Detective:
  • Hoofdpersoon onderzoekt misdaad en probeert de dader te vinden 
  • Motief is belangrijk 

Slide 20 - Tekstslide

Spannende verhalen
Misdaadroman:
  • Hoofdpersoon is geen detective 
  • Oplossen van misdaad is niet het hoofddoel 

Horror:
  • Angstaanjagende wezens die onschuldige mensen iets ergs willen aandoen. 

Slide 21 - Tekstslide

Spannende verhalen
Een manier om spanning vast te houden, is een cliffhanger. 
  • Net voor de ontknoping van een scène is de aflevering afgelopen of wordt er overgeschakeld naar een andere scène. 
  • Op deze manier kunnen schrijvers een spanningsboog opbouwen. 

Een andere manier is door de spanningsboog:
  • De spanning wordt in een verhaal langzaam opgevoerd naar een hoogtepunt (climax)
  • Dit gebeurt telkens opnieuw

De laatste manier is door vertragen:
  • Steeds nieuwe spanningselementen toepassen


Slide 22 - Tekstslide