Paragraaf 3.1 en 3.2: Genotype en fenotype/ genen

Welkom allemaal!
Let op de volgende punten:
  • Pak je laptop erbij (lesson up app)
  • Schrift en pen voor aantekeningen
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal!
Let op de volgende punten:
  • Pak je laptop erbij (lesson up app)
  • Schrift en pen voor aantekeningen
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • Uitleg paragraaf 3.1/3.2: genotype en fenotype/ genen

  • Zelfstandig werken aan opdrachten paragraaf 3.1/3.2



Slide 2 - Tekstslide

Thema 3: Erfelijkheid 
Paragraaf 3.1/3.2: Genotype en fenotype/geslachtscellen

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen


  1. Je weet wat een gen is
  2. Je kent de begrippen geslachtschromosomen en geslachtscellen en de koppeling
  3. Je kent het verschil tussen genotype en fenotype 

Slide 4 - Tekstslide

Type oorlel = genetische eigenschap

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Welke variant heb jij? Links of rechts?

Slide 7 - Tekstslide

Genotype= De erfelijke eigenschappen die in genen vastliggen
Fenotype= jouw uiterlijk, hoe je eruit ziet
Genotype= De erfelijke eigenschappen die in genen vastliggen.

Fenotype= jouw uiterlijk, hoe je eruit ziet.

Slide 8 - Tekstslide

Genotype
Je genotype bestaat uit duizenden eigenschappen



De informatie van erfelijke eigenschappen ligt in het DNA in de celkernen

Slide 9 - Tekstslide

DNA ligt in chromosomen

Slide 10 - Tekstslide

Chromosomenparen
De chromosomen van één cel van een vrouw 
46 chromosomen die paren vormen 

Slide 11 - Tekstslide

Chromosomenparen
23 chromosomenparen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Chromosomen bij andere organismen

Slide 15 - Tekstslide

Fenotype 
Het fenotype kan altijd veranderen door invloeden uit de omgeving

Bijvoorbeeld;
*haren verven 
*bruin worden in de zomer 
*kleurlenzen dragen 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Hoe komt het fenotype tot stand?

Slide 18 - Tekstslide

DNA en genotype
  • De informatie voor je erfelijke eigenschappen noemen we het genotype.
  • Genotype is de informatie voor de erfelijke eigenschappen van dat organisme
  • Fenotype van het organisme is het uiterlijk van dat organisme.


Slide 19 - Tekstslide

Check lesdoelen
Kan jij:
  1. Je weet wat een gen is
  2. Je kent de begrippen geslachtschromosomen en geslachtscellen en de koppeling
  3. Je kent het verschil tussen genotype en fenotype 

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de relatie tussen genotype en fenotype?
A
Het genotype bepaalt het fenotype
B
Het fenotype bepaalt het genotype
C
Genotype en fenotype hebben geen relatie
D
Het genotype en fenotype zijn hetzelfde

Slide 21 - Quizvraag

Hebben deze mensen hetzelfde genotype en fenotype?
A
Zelfde genotype / zelfde fenotype
B
Zelfde genotype / verschillend fenotype
C
Verschillend genotype / zelfde fenotype
D
Verschillend genotype / Verschillend fenotype

Slide 22 - Quizvraag

Is informatie in het DNA genotype of fenotype?
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 23 - Quizvraag

Zien we hier een voorbeeld
van een genotype of fenotype?
A
Genotype
B
Fenotype
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 24 - Quizvraag

Paragraaf 3.2: Genen

Slide 25 - Tekstslide

                      Lesdoelen


  1. Weet je wat een gen is
  2. Weet je hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen
  3. Intermediair fenotype

Slide 26 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen heeft een geslachtscel?

Slide 27 - Open vraag

Hoeveel chromosomen heeft de cel na bevruchting?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Alle dieren hebben hetzelfde aantal chromosomen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Chromosomen bij andere organismen

Slide 31 - Tekstslide

Gen
Een stukje DNA dat de code voor een  erfelijke eigenschap draagt noemen we een GEN.

Allel = variant van een gen.

Voorbeeld van erfelijke eigenschappen:
haarkleur (blond, zwart, rood)
haarstijl (krullend of steil)
oogkleur (blauw, bruin, groen)

Slide 32 - Tekstslide

Genenparen
  • Van elk chromosoom heb je er twee.
  • Op 1 chromosoom zitten meerdere genen.
  • Genen komen zoals chromosomen dus ook
     voor in paren.

Heterozygote VS Homozygote

Hetero = ander
Homo = het zelfde 

Slide 33 - Tekstslide

Eigenschappen doorgeven
Homozygoot: 2 dezelfde genen
Heterozygoot: 2 verschillende genen

Dominant: gen dat overheerst over een ander gen. (komt tot uiting in fenotype)
Recessief: gen dat onderdrukt wordt. (alleen tot uiting in fenotype bij homozygoot)

Slide 34 - Tekstslide

Eigenschappen doorgeven
Homozygoot: 2 dezelfde genen
Heterozygoot: 2 verschillende genen

Dominant: gen dat overheerst over een ander gen.
Recessief: gen dat onderdrukt wordt.

Slide 35 - Tekstslide

2 x hetzelfde gen voor haarkleur = HOMOZYGOOT
gen: rood haar
gen:
rood haar

Slide 36 - Tekstslide

Dominante en recessieve genen
Dominant gen: een gen dat een ander gen overheerst

Recessief gen: een gen dat onderdrukt wordt door andere genen

Slide 37 - Tekstslide

2 verschillende genen voor haarkleur:    heterozgoot
gen: donker haar
gen:
rood haar

Slide 38 - Tekstslide

Homozygoot &  heterozygoot
  • De ouders zijn heterozygoot, ze hebben twee verschillende genen voor haarkleur. Bruin haar is het dominante gen.

  • De jongen is homozygoot, hij heeft twee dezelfde genen voor haarkleur. 1 van pa, 1 van ma.
    Rood haar is het recessieve gen. Alleen bij 2 van deze genen zichtbaar


Slide 39 - Tekstslide

intermediair fenotype: 

Slide 40 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat:
Paragraaf 3.1: opdrachten 1 t/m 6
Paragraaf 3.2: opdrachten 1 t/m 7
Hoe:
Alleen of in tweetallen

Hulp nodig? Zoek het op in je boek of vraag om hulp
Klaar? Maak een samenvatting en een begrippenlijst van 3.1 en 3.2






timer
10:00

Slide 41 - Tekstslide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?

Slide 42 - Tekstslide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 43 - Tekstslide