Taalkrant intro

Introductieles Krant
september/oktober 2024
havo-4
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Introductieles Krant
september/oktober 2024
havo-4

Slide 1 - Tekstslide

In deze les: 
Introductie op de opdracht 'Taalkrant'

Kranten bekijken

Slide 2 - Tekstslide

Welke kranten ken je zoal?

Slide 3 - Woordweb

Wij ontvangen dagelijks een krant thuis.
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik eigenlijk niet
D
Nee, we lezen digitaal

Slide 4 - Quizvraag

Welke krant lezen jullie thuis?
(regionaal)
A
Leeuwarder Courant
B
Friesch Dagblad
C
Dagblad van het Noorden
D
Anders ...

Slide 5 - Quizvraag

Welke krant lezen jullie thuis?
(landelijk)
A
Telegraaf
B
Volkskrant
C
Trouw
D
Anders ...

Slide 6 - Quizvraag

Het belangrijkste verschil tussen de Drachtster Courant (Huis aan Huis) en bijvoorbeeld de Leeuwarder Courant is ...

Slide 7 - Open vraag

Welke van de onderstaande kranten is volgens jou het meest betrouwbaar/degelijk?
Telegraaf
Algemeen Dagblad
Leeuwarder Courant
NRC
Trouw

Slide 8 - Poll

Wat is het meest voor jou van toepassing?
Ik lees nooit een krant
Ik lees af en toe een krant, bij de tandarts ofzo of op vakantie
Ik lees geen kranten, maar volg het nieuws anders
Ik lees regelmatig de krant
Tsja, ik zou best eens wat vaker een krant kunnen lezen

Slide 9 - Poll

In een krant kan ik de volgende zaken tegenkomen/ lezen

Slide 10 - Open vraag

Kranten bekijken
Bekijk in duo's een aantal kranten

Slide 11 - Tekstslide

Noem een kop van een artikel dat gaat over de Nederlandse politiek.

Slide 12 - Open vraag

Noem de kop van een artikel dat gaat over de situatie in het Midden-Oosten

Slide 13 - Open vraag

Noem de kop van een artikel dat gaat over sport

Slide 14 - Open vraag

Dit ben ik tegengekomen wat ik eigenlijk niet had verwacht

Slide 15 - Open vraag

tekstsoorten, tekstdoelen, tekstvormen

Uiteenzetting         Informeren               Nieuwsbericht, handleiding
Betoog                    Overtuigen                           Reclame, opiniestuk
Verhalend                Vermaken                         Verhaal, roman
Instructief                  Instrueren              Recept, gebruiksaanwijzing
Beschouwing          aan het denken zetten           Essay, recensie
Activerend                Activeren                        Oproep, advertentie

Slide 16 - Tekstslide

Welke tekstsoorten kun je aantreffen in een krant

Slide 17 - Woordweb

Welke tekstvormen tref
je in een krant aan?

Slide 18 - Woordweb

Wat gaan we de komende lessen doen? 
  • Je maakt met je groepje een krant met als onderwerp taal. 
  • Je docent verdeelt de klas in groepen van 4, misschien 5 leerlingen.
  • Als groepje ben je een krantenredactie. Je gaat vergaderen, schrijven, beslissingen nemen, informatie verzamelen, elkaars teksten beoordelen, teksten redigeren ...
  • Met als uiteindelijk resultaat: de Taalkrant
  • NU: 

Slide 19 - Tekstslide

Bruuttaal: Taalkrant
Vorm groepjes
Lees de opdracht op Bruuttaal
Start met het kijken van de filmpjes (bovenbouw) + 
Volgende les:

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Woordweb

de praktijk
Iedere dag maken krantenredacties met het zelfde nieuws verschillende kranten, zo werkt dat nu ook in de groepen. Maak belangrijk wat je (als redactie) belangrijk vindt, kies eigen verwerkingsvormen.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Krantenproject opdr 1 (tweetallen)
-Je hebt drie katernen gekregen. Hoe heten die katernen?
-Bekijk het eerste katern (t/m blz. 19)
-Maak drie kolommen: 
                     -linkerkolom: de tekstvormen die je tegenkomt
                     -middelste kolom: noteer titel en blz. nr
                     -rechterkolom: laat je nog even leeg




Slide 27 - Tekstslide

Klaar?
Wissel jullie antwoorden uit met een ander tweetal en vul aan.

Uitkomst: klassikale bespreking.


Slide 28 - Tekstslide

Krantenproject opdracht 2
Mogelijke tekstdoelen zijn:
-overtuigen
-beschouwen/opiniëren
-informeren/uiteenzetten
-activeren
-amuseren

Zoek van elk doel twee voorbeelden. Noteer titel en/of vindplaats

Slide 29 - Tekstslide