Les 2 Straling

Straling
les 2
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Straling
les 2

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • Herhaling leerdoelen vorige les (10 min)
  • Bespreken huiswerkopdracht (10 min)
  • Leerdoelen deze les (5 min)
  • Filmpje (15 min)
  • Begrippen op een rijtje + aantekening (20 min)
  • Aan de slag (10 min)
  • terugblik leerdoelen (5 min)

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen vorige les
A: Je weet waarom je leert over stof van natuurkunde
B: Je weet welke studies en beroepen passen bij het vak natuurkunde.
C: Je begrijpt waarom het belangrijk is iets over straling te weten, ook als je geen natuurkunde kiest.
1. Je weet hoe een atoom is opgebouwd.
2. Je kent de begrippen atoomnummer, massagetal, proton, neutron

Slide 3 - Tekstslide

Vragen over huiswerk?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Leerdoelen
3. Je begrijpt wat een isotoop is.
4. Je kunt aan de hand van het massagetal uitrekenen hoeveel protonen of neutronen er in een atoom zitten.
5. Je kent het verschil tussen ioniserende straling en niet ioniserende straling.
6. Je weet hoe straling wordt gemeten.
7. Je weet het verschil tussen bestraling en besmetting.


Slide 6 - Tekstslide

Begrippen op een rijtje
Ioniserende straling.
Straling die atomen kan omzetten in ionen. Deze straling kan zeer schadelijk zijn. 
Voorbeelden zijn UV-straling, Röntgenstraling en alfa, bèta en gammastraling. 


Slide 7 - Tekstslide

Radioactieve stoffen

Stoffen die spontaan (zelf) ioniserende straling afgeven.

Dit is straling die moleculen kapot kan maken.

Dit kan alfa-, bèta- en/of gammastraling zijn.

Deze stoffen noemen we radioactief.

Slide 8 - Tekstslide

Radioactief?

Wat betekent het woord radioactief dan eigenlijk?


Radio betekent zenden.


Het woord radioactief betekent dus actief zenden. Iets wat radioactief is zendt zelf straling uit. Zonder hulp.

Slide 9 - Tekstslide

Radioactiviteit

Radioactieve stoffen zenden  ioniserende straling uit.

Slide 10 - Tekstslide

Geigerteller

Ioniserende straling kun je met een geigerteller meten.


Hij geeft klikjes als er straling aanwezig is, hij verklikt dus eigenlijk de straling.

Slide 11 - Tekstslide

Meten van radioactiviteit


Je meet radioactiviteit met een geigerteller.


Je meet dit in Bequerel (Bq)=1 Bq is stralingsdeeltje per seconde.

Slide 12 - Tekstslide

Instabiele kernen

Een radioactieve isotoop heeft atoomkernen die instabiel zijn. Daarmee wordt bedoeld dat die kernen spontaan (dus zonder invloed van buitenaf) veranderen.


Op het moment dat zo'n atoomkern verandert, zendt deze een kleine hoeveelheid straling uit. Dit wordt radioactief verval genoemd.

Slide 13 - Tekstslide

Radioactief verval

Als een kern van een radioactieve stof straling geeft, is hij net in verval geraakt. Dan is de kern van het atoom verandert in een andere (niet radioactieve) stof. Dit kunnen alleen radioactieve stoffen en dat kunnen ze maar 1x.


Als ze in verval raken, zenden ze dus straling uit.

Slide 14 - Tekstslide

Bestraling en besmetting
Besmetting: Een voorwerp wat in contact is geweest met de radioactieve stof, en deze stof bij zich draagt is besmet. Het voorwerp zendt zelf straling uit.
Bestraling: Iets wat met ioniserende straling bestraald is. 

Slide 15 - Tekstslide

Doordringend vermogen

Slide 16 - Tekstslide

Alfa straling
Bètastraling
Gammastraling
- Klein doordringend vermogen
- Sterk ioniserend
- Groter doordringend vermogen dan alfa
- Minder ioniserend dan alpha
- Groter doordringend vermogen dan Beta
- Minder ioniserend dan Beta

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Lees hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3.1 en 3.2
Maak opdracht 6.6 t/m 6.11

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen
5. Je kent het verschil tussen ioniserende straling en niet ioniserende straling.
6. Je weet hoe straling wordt gemeten.
7. Je weet het verschil tussen bestraling en besmetting.
8. Je weet de eigenschappen van de 3 verschillende soorten straling, zoals alfa, beta en gamma straling.


Slide 19 - Tekstslide