Er zijn 120 verschillende atomen. Daar kan je heel veel verschillende moleculen mee maken.
atomen (alfabet) moleculen (woorden)
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
phet.colorado.edu
Slide 8 - Link
Bouw van een atoom
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Tekstslide
Isotopen
Atoomnummer = aantal protonen
massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
Slide 12 - Tekstslide
Isotopen
Atomen van één element hebben hetzelfde aantal protonen in de kern maar kunnen een verschillend aantalneutronen hebben
(het atoomnummer is hetzelfde, maar het massagetal is anders)
Slide 13 - Tekstslide
Radioactiviteit
Sommige stoffen geven spontaan (zelf) ioniseren de straling af.
Wat is ioniserende straling ook alweer?
Dit is straling die moleculen kapot kan maken.
Deze straling noemen we radioactief.
Slide 14 - Tekstslide
Radioactief?
Wat betekent het woord radioactief dan eigenlijk?
Radio betekent zenden, actief weet je wel.
Het woord radioactief betekent dus actief zenden. Iets wat radioactief is zendt zelf straling uit. Zonder hulp.
Slide 15 - Tekstslide
Geigerteller
Ioniserende straling kun je met een geigerteller meten.
Hij geeft klikjes als er straling aanwezig is, hij verklikt dus eigenlijk de straling.
Slide 16 - Tekstslide
Instabiele kernen
Een radioactieve isotoop heeft atoomkernen die instabiel zijn. Daarmee wordt bedoeld dat die kernen spontaan (dus zonder invloed van buitenaf) veranderen.
Op het moment dat zo'n atoomkern verandert, zendt deze een kleine hoeveelheid straling uit. Dit wordt radioactief verval genoemd.
Slide 17 - Tekstslide
Radioactief verval
Als een kern van een radioactieve stof straling geeft, is hij net in verval geraakt. Dan is de kern van het atoom verandert in een andere (niet radioactieve) stof. Dit kunnen alleen radioactieve stoffen en dat kunnen ze maar 1x.
Als ze in verval raken, zenden ze dus straling uit.
Slide 18 - Tekstslide
Radioactief verval
Als een kern van een radioactieve stof straling geeft, is hij net in verval geraakt. Dan is de kern van het atoom verandert in een andere (niet radioactieve) stof. Dit kunnen alleen radioactieve stoffen en dat kunnen ze maar 1x.
Als ze in verval raken, zenden ze dus straling uit.
Slide 19 - Tekstslide
Meten van radioactiviteit
Je meet radioactiviteit dus met een geigerteller.
Maar je meet dit in Bequerel (Bq)=1 Bq is 1 veranderde kern per seconde.
Slide 20 - Tekstslide
Halveringstijd
De kernen van een isotoop veranderen steeds door de helft.
Dus een halveringstijd van 300 Bq per dag houdt in:
0 dagen - 300 Bq - 100%
1 dag - 150 Bq - 50%
2 dagen - 75 Bq - 25%
etc etc etc
Slide 21 - Tekstslide
Radioactief afval
Hoe ga je om met radioactief afval?
Slide 22 - Tekstslide
Straling gebruiken
Straling kun je ook in je voordeel gebruiken. Bijvoorbeeld in het ziekenhuis om bepaalde ziekten te behandelen of bepaalde processen in het lichaam zichtbaar te maken.
Slide 23 - Tekstslide
Soorten straling
De ioniserende straling lopen van minder sterk naar sterk:
Alfa straling
Beta straling
Gamma straling
Slide 24 - Tekstslide
Dracht van straling
Het ene soort straling heeft een veel groter doordringend vermogen dan de andere:
- Alfastraling
- Betastraling
- Gammastraling
Slide 25 - Tekstslide
De Gamma camera
Een camera die werkt met behulp van Gamma straling. Bekijk het filmpje om meer te weten te komen.
Slide 26 - Tekstslide
Beschermen tegen straling
De cellen van je lichaam moeten beschermd worden tegen straling.
Voor UV-straling kun je simpelweg een zonnebrand gebruiken, maar sterkere straling heeft een betere bescherming nodig. Röntgenstraling wordt tegengehouden door lood bijvoorbeeld.