Les 3 Cursus 5 Grammatica - het werkwoordelijk gezegde

Cursus 5 Grammatica
les 3
Het werkwoordelijk gezegde 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Cursus 5 Grammatica
les 3
Het werkwoordelijk gezegde 

Slide 1 - Tekstslide

Open je Chromebook

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van de pv?

Slide 3 - Woordweb

Wat weet je nog van de zinsdelen?

Slide 4 - Woordweb

Wat weet je nog van de resten?

Slide 5 - Woordweb

Wat weet je al van het werkwoordelijk gezegde?

Slide 6 - Woordweb

Sluit je Chromebook

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling
Persoonsvorm
  • tijdproef
  • getalproef
  • vraagproef
Zinsdeel: 
  • één woord of een groepje woorden die voor de pv kunnen staan

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling
In een zin staan soms meer werkwoorden of woorden die met werkwoorden te maken hebben:
  • 1. {werkwoordelijke rest} 

  • 2. [niet-werkwoordelijke rest] 

  • 3 [gemengde rest} 

Slide 9 - Tekstslide

 Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde:
  • is de pv + alle resten;
  • zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’;
  • is een zinsdeel;
  • zet je onder de zin.


Slide 10 - Tekstslide

Open je Chromebook

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het Werkwoordelijk gezegde?
A
het eerste werkwoord van een zin.
B
de pv en alle resten.
C
het laatste werkwoord van een zin.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen'.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen

Slide 13 - Quizvraag

Gaat Joris vanavond skaten?

Het werkwoordelijk gezegde =
A
gaat
B
Joris
C
vanavond
D
gaat skaten

Slide 14 - Quizvraag

Ik ben aan het eten
Het werkwoordelijk gezegde =
A
Ik
B
ben
C
ben eten
D
ben aan het eten

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik ben aan het voetballen.'

Slide 16 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde.
Zij is aan het telefoneren.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hij zou het hebben gedaan.

Slide 18 - Open vraag