transport door membranen 2

Welkom terug!
Pak je IPad en ga naar LessonUp.
We doen het volgende vaardigheden practicum.
En we gaan het hebben over osmose.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom terug!
Pak je IPad en ga naar LessonUp.
We doen het volgende vaardigheden practicum.
En we gaan het hebben over osmose.

Slide 1 - Tekstslide

Programma van deze les
  1. Terugblik vorige week
  2. Vaardighedenpracticum: een verdunningsreeks maken
  3. Nieuwe lesstof: osmose
  4. Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Een glas bier van 250ml heeft 5% alcohol. Iemand drinkt 2 glazen. Hoeveel ml alcohol krijgt hij binnen?
A
10 ml
B
12,5 ml
C
25 ml
D
50 ml

Slide 3 - Quizvraag

Leg uit wat diffusie is.
Gebruik daarbij het begrip concentratie.

Slide 4 - Open vraag

Vaardighedenpracticum 2
Uitleg micropipet
De micropipetten die we gebruiken kosten tussen de 60 en 80 euro per stuk. 
Wees hier dus ontzettend zuinig op!
Luister goed naar de aanwijzingen.
Schade door onzorgvuldig gebruik is
je eigen verantwoordelijkheid.            

Slide 5 - Tekstslide

Controle micropipet
Belangrijk: Houd de micropipet nooit op de kop!

Stap 1: controleer of de aangegeven hoeveelheid op de micropipet klopt met de hoeveelheid vloeistof die je wilt pipetteren. 
Stap 2: Houd de micropipet op de juiste manier
vast en probeer of je de eerste en de tweede stop 
kunt voelen.

Slide 6 - Tekstslide

Verdunningsreeks maken: benodigdheden
Controleer of je alles hebt:
-Micropipetten van 2 verschillende volumes met passende pipetpuntjes
-Reageerbuis met stamoplossing (9 ml water + 1 ml methyleenblauw)
-Bekerglas met water
-4 extra reageerbuizen en een dopje om te kunnen schudden
-Reageerbuisrekje  
-Stift om de buizen te markeren



Slide 7 - Tekstslide

Een verdunningsreeks maken
Stap 1: Markeer de buizen en zet ze op volgorde 
naast elkaar. 1:10-1:100-1:1000-1:10000- 1:100000
De eerste oplossing wordt 1:10 (dus10% kleurstof).
Stap 2: Micropipet in de lucht tot de eerste stop 
indrukken en rustig water opnemen.
Stap 3: In hoek van 45     tegen de rand van een
lege reageerbuis rustig laten leeglopen. Eerst
tot de eerste stop, doordrukken tot de tweede 
stop. Vul zo alle lege buizen met 9ml water. 
Stamoplossing

Slide 8 - Tekstslide

Een verdunningsreeks maken
Stap 4: Pipetteer nu met de kleine micropipet
op dezelfde manier 1ml van de stamoplossing
in de eerste reageerbuis.
Stap 5: Doe het dopje op de tweede reageerbuis
en schud deze goed. Zet terug en haal de dop er
weer af.
Stap 6: Herhaal stap 4 en 5 met de andere 
buizen. 1 ml van buis 2 in buis 3, schudden, van
buis 3 in buis 4 etc. 

Slide 9 - Tekstslide

Een verdunningsreeks maken
Stap 7: Vergelijk je verdunningsreeks met die van mij en van klasgenoten. Komen ze overeen? Heb je ergens een fout gemaakt?

Stap 8: Leg alle gebruikte objecten in de hoek van je tafel, zodat ze kunnen worden opgehaald.  

Slide 10 - Tekstslide

Permeabel membraan
In vloeistoffen die gescheiden zijn door een doorlatend membraan zal na enige tijd diffusie optreden.
Semipermeabel membraan
In vloeistoffen die gescheiden zijn door een deels doorlatend membraan vindt osmose plaats: de verplaatsing van water van de ene naar de andere kant van het membraan.


Slide 11 - Tekstslide

Osmotische waarde
De osmotische waarde van een oplossing wordt bepaald door het aantal opgeloste deeltjes per volume-eenheid. 
Hoe meer deeltjes in de oplossing, hoe hoger de osmotische waarde. Het maakt niet uit om wat voor opgeloste deeltjes het gaat. 
(Voorbeeld: Een oplossing van 10ml met 1000 deeltjes NaCl heeft een 2 keer zo hoge osmotische waarde dan een oplossing van 10 ml met 1000 deeltjes glucose. Dit komt omdat NaCl uiteenvalt in Na+ en Cl-, dus in de oplossing zijn nu 2000 deeltjes aanwezig.)

Slide 12 - Tekstslide

Welke oplossing heeft de hoogste osmotische waarde?
A
100 ml water met 1000 moleculen NaCl
B
100 ml water met 1000 moleculen glucose
C
50 ml water met 1000 moleculen NaCl
D
50 ml water met 1500 moleculen glucose

Slide 13 - Quizvraag

Cellen hebben een semi-permeabel membraan
Kleine moleculen als O2 en CO2 kunnen ongehinderd door de 
membraan van een cel. H2O kan dit slechts heel langzaam. Sommige cellen hebben speciale eiwitten in hun membranen voor snelle passage van water in en uit de 
cel. Deze heten aquaporines. Niercellen
hebben bijvoorbeeld heel veel aquaporines.

Slide 14 - Tekstslide

Osmose bij dierlijke cellen
Hypertone oplossing    Isotone oplossing   Hypotone oplossing

Slide 15 - Tekstslide

Osmose bij plantaardige cellen

Slide 16 - Tekstslide

De osmotische waarde van bloed komt overeen met de osmotische waarde van een 0,9% zoutoplossing. Wat gebeurt er met rode bloedcellen als je een druppel bloed in een bekerglas met gedestilleerd water doet?

Slide 17 - Open vraag

Zelfstandig werken
Wat: Paragraaf 1.5: opdr. 39 t/m 42 en 44 t/m 46
Hoe: Je mag zacht overleggen met je buur. Heb je een vraag, lees eerst de lesstof. Lukt het niet? Steek dan je hand op (oranje).
Tijd: tot 13:50
Klaar?: Ga aan de slag met de opgaven uit vorige
paragrafen die je nog niet hebt gemaakt. 


Slide 18 - Tekstslide

Wat gebeurt er met rode bloedcellen als je een druppel bloed in een sterke zoutoplossing doet?
A
De cellen knappen
B
De cellen behouden hun vorm
C
De cellen verschrompelen
D
De gaan op spanning staan: turgor

Slide 19 - Quizvraag

Wat gebeurt er met plantencellen wanneer je een blad sla in een sterke zoutoplossing legt?
A
De cellen knappen
B
Er gebeurt niks met de cellen
C
De cellen gaan op spanning staan: turgor
D
De cellen laten los van de celwand: plasmolyse

Slide 20 - Quizvraag

Volgende les
Laatste vaardighedenpracticum: gebruik van de micropipet

Laatste deel over celmembranen:
Passief en actief transport

Slide 21 - Tekstslide