hw leren hst 3 en maken 74, 76 t/m 79, 82, 83 a t/m c en 84 test jezelf 3.6
Slide 2 - Tekstslide
Stoffen bestaan uit moleculen
Er zijn miljoenen stoffen
De meeste stoffen zijn mengsels (bestaan uit meerdere stoffen)
Een zuivere stof bestaat uit allemaal dezelfde deeltjes (die heten moleculen)
Moleculen trekken elkaar aan = van der Waalskracht
Slide 3 - Tekstslide
DEELTJESMODEL: (model is manier om de werkelijkheid te beschrijven)
Alle moleculen trekken elkaar aan
Alle moleculen bewegen. Hoe warmer hoe sneller--> ze stoten elkaar weg dus de stof kan uitzetten omdat de aantrekkingskracht minder wordt
Slide 4 - Tekstslide
faseovergangen
de fase van een stof is een stofeigenschap ( bv. water is bij kamertemperatuur vloeibaar, lucht gasvormig en ijzer vast.
rode faseovergangen is warmte nodig bij blauwe faseovergangen komt warmte vrij
toestandsaanduidingen komen uit het engels; (g) = gasvormig,( l) = vloeibaar en (s)= vast
faseovergang schematisch weergeven:
bv: water(s)--> water (l) = smelten van ijs
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
begrippen en formules die je moet kennen
concentratie gebruik de formule en vul hem met juiste eenheden in: dus bv in mg/L of g/kg b.v conc suiker in jam of zout in zeewater
volumepercentage of massapercentage: gebruik dezelfde formule maar vermenigvuldig met 100 % . Het percentage kan nooit > 100% zijn % b.v. wijn bevat 12 vol % alcohol (t.o.v de wijn)
percentage=geheel(deel)⋅100
concentratie=geheel(deel)
Slide 22 - Tekstslide
aanpak moeilijke opgaves:
(verplicht bij hw en toetsen)
Gevraagd, scan waar de vraag staat en noteer de vraag (en eventueel de gewenste eenheid kort).
Gegeven: zoek uit welke gegevens uit de vraag en de bijbehorende tekst je nodig hebt en noteer dit.
Oplossing: bij theoretische vragen komt hier je uitleg, bij rekenvragen noteer je de benodigde formule(s), vul je de gegevens op de juiste plaats in en geeft de uitkomst + gevraagde eenheid
Slide 23 - Tekstslide
programma 8 oktober
sterkte zwakte analyse van jezelf maken
wat bespreken?
Afmaken begrippendomino
spelen begrippendomino,
noteer achter op elke envelop hoe lang jouw groepje erover doet om deze domino op te lossen
de groep die in totaal de beste tijd heeft, en de groep waarvan de domino het moeilijkste was krijgt wat lekkers.
aanvang oefententamen, hw afmaken t/m.18.. en leren de namen +formules van alle stoffen uit hst 1 t/m 4 uit de tabellen.
Slide 24 - Tekstslide
programma les 16
hw was: (hw voor vrijdag thuiswerkuur was: leren hst 4 en maken 5,7,9 t/m 13 + test jezelf 4.1 +18,19,22 van 4.2),voor vandaag: leren hst 4.1 t/m 4.3 en maken 24 t/m 26, 32,33
Vragen?
hw morgen: maken test jezelf 4.3 en opgave 45 t/m 53 + 64 t/m 69
Slide 25 - Tekstslide
programma les 17
vragen over hw: test jezelf 4.3 en opgave 45 t/m 53 + 64 t/m 69?
quiz
hw morgen: maken 82,84,86,88,89 + test jezelf 4.4 +4.5
hw voor vrijdag: leren hst 4 en maken samenvatting
hw voor dinsdag na vakantie: inleveren samenvatting hst 3 + 4
Slide 26 - Tekstslide
hoe kun je het mengsel van water, zeep en olijfolie goed scheiden?
A
verhitten tot emulgator kapot gaat
B
filtreren
C
destilleren
D
een extractiemiddel toevoegen
Slide 27 - Quizvraag
De scheidingsmethode extraheren berust op het verschil in:
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Oplosbaarheid
D
Aanhechtingsvermogen
Slide 28 - Quizvraag
Welke soort mengsels kun je scheiden door middel van filtratie?
A
Oplossingen
B
Suspensies
C
Emulsies
D
adsorpties
Slide 29 - Quizvraag
welke uitspraak over koolstof is niet waar
A
het is een adsorptiemiddel
B
het is een absorptiemiddel
C
als je het fijn maalt werkt het beter
D
als het stoffen heeft geadsorbeerd moet het worden vervangen
Slide 30 - Quizvraag
Ethanol + zuurstof --> koolstofdioxide + roet + water
Deze reactie is een:
A
Volledige verbranding
B
Onvolledige verbranding
C
Geen verbranding
D
langzame verbranding
Slide 31 - Quizvraag
Welk van de volgende uitspraken over een mengsel is/zijn waar?
A
Een mengsel bestaat uit een soort molecuul
B
Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen
C
Een mengsel heeft een kookpunt
D
Een mengsel heeft een kooktraject
Slide 32 - Quizvraag
Welk van de volgende uitspraken over het broeikaseffect is/zijn waar
A
broeikaseffect wordt veroorzaakt door CFK's
B
broeikaseffect is nodig om leven te laten ontstaan op een planeet
C
versterkt broeikaseffect ontstaat door koolstofmonoxide
D
verbranden van fossiele brandstoffen zorgt voor versterkt broeikaseffect
Slide 33 - Quizvraag
Is proces 2 een volledige of een onvolledige verbranding?
A
Volledige verbranding
B
Onvolledige verbranding
Slide 34 - Quizvraag
Wat is waar over onvolledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent onvolledige verbranding
B
Bij onvolledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met onvolledige verbranding maakt veel roet
D
Bij een onvolledige verbranding is er te weinig brandstof
Slide 35 - Quizvraag
H20 en CO2 komen vrij bij...
A
Volledige verbranding van koolwaterstoffen
B
Onvolledige verbranding van koolwaterstoffen
C
Volledige- en Onvolledige verbranding van koolwaterstoffen
D
elektrolyse van water
Slide 36 - Quizvraag
Koolstofdioxide --> koolstofmono-oxide + zuurstof
Deze reactie is een:
A
Volledige verbranding
B
Onvolledige verbranding
C
Geen verbranding
Slide 37 - Quizvraag
Wat voor soort reactie is dit?
2C6H14+13O2−−>12CO+14H2O
A
volledige Verbranding
B
Ontleding
C
Thermolyse
D
Onvolledige verbranding
Slide 38 - Quizvraag
Bij de onvolledige verbranding van methaan onstaan:
A
CO2,H2O,CO,C
B
H2O,CO,C
C
CO2,CO,C
D
CO2,H2O,C
Slide 39 - Quizvraag
Koolstof-mono-oxide komt vrij bij onvolledige verbranding. Wat is hier een probleem van?
A
CO is slecht voor je.
B
CO veroorzaakt broeikaseffect
C
CO kunnen de planten niet opnemen
D
CO is een vaste stof, waardoor je kachel kapot gaat.