Belangrijke ecologische termen van klas 4
Biodiversiteit: veel verschillende soorten organismen
Ecosysteem: begrensd gebied met biotische en abiotische factoren
Abiotisch: heeft nooit geleefd
Biotisch: leeft of heeft geleefd
Biomassa: energierijke stoffen in organismen (koolhydraten, eiwitten en vetten)
Organische stoffen: energierijk (koolhydraten, eiwitten en vetten)
Anorganische stoffen: bevatten geen energie (mineralen, gassen en water)
Producenten: planten (autotroof, want doen aan fotosynthese)
Consumenten: planteneters, vleeseters, alleseters (heterotroof, want eten andere organismen op om aan voedsel te komen)
Reducenten: schimmels en bacteriën (heterotroof)
Afvaleters: kleine insecten en wormen (heterotroof)
Dissimilatie: verbranding
Assimilatie: van klein organisch molecuul (glucose) een complex organisch molecuul maken (koolhydraten/eiwitten/vetten)
Populatie: groep organismen van dezelfde soort
Soort: organismen kunnen samen vruchtbare nakomelingen krijgen