H3 Energie - Introductie

H3 Energie
Introductie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3 Energie
Introductie

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Leerdoelen v/d voorkennis (mini herhaling H1)
  • Interactief filmpje

Slide 2 - Tekstslide

Je kunt uitleggen wat de celsiusschaal en het meetbereik van een thermometer zijn.
meetbereik
verschil tussen hoogste
en laagste waarde

Slide 3 - Tekstslide

Je kunt eenheden van energie omrekenen.
We kennen twee eenheden van energie:
               Joule en kiloWattuur.

Joule
(J)
kiloWattuur
(kWh)
: 3 600 000
x 3 600 000

Slide 4 - Tekstslide

Je kunt uitleggen waarom lucht 
een warmte-isolator is.
Veel isolatiemateriaal bevat stilstaande lucht. Daardoor wordt geleiding en stroming van warmte tegengegaan.

Slide 5 - Tekstslide

Je kunt berekeningen maken met het verband tussen vermogen, spanning en stroomsterkte. 
P=UI
LET OP!! Op een stopcontact in huis is de spanning altijd 230 Volt.
Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampère
A
Vermogen
P
Watt
W

Slide 6 - Tekstslide

Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.
Vermogen is de hoeveelheid energie in Joule die een apparaat elke seconde gebruikt. 
 1 W = 1 J/s
Laag vermogen:
5 Watt
is 
5 Joule per seconde
Groot vermogen:
40 Watt
is 
40 Joule per seconde

Slide 7 - Tekstslide

Je kunt berekeningen maken met het verband tussen energie, vermogen en tijd. 
E=Pt
Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
Vermogen
P
Watt
kiloWatt
W
kW
Tijd
t
seconde
uur
s
h
Energie
E
Joule
kiloWattuur
J
kWh

Slide 8 - Tekstslide

E=Pt
OF
Energie (E) in Joule (J)?
vermogen (P) in Watt (W)
tijd (t) in seconde (s)
Energie (E) in kiloWattuur (kWh)
vermogen (P) in kiloWatt (kW)
tijd (t) in uur (h)
Voorbeeld:
P is 25 W, t is 2 minuten
E = P x t
E = 25 x (2x60) = 3 000 J
Voorbeeld:
P is 3000 W, t is 120minuten
E = P x t
E = 3,0 x  2 =  6 kWh

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht deze les
  1. Maak op de site de vragen 1 t/m 6 van de paragraaf "Introductie" van hoofdstuk 3.
  2. Bekijk daarna de interactieve video uit deze LessonUp en maak de vragen die tijdens de video worden gesteld.

Slide 10 - Tekstslide

13

Slide 11 - Video

02:15
Noteer hoe jij vandaag nog zuiniger kunt omgaat met energie.

Slide 12 - Open vraag

02:34
Welke energiebron stoot bij het gebruik daarvan geen koolstofdioxide
(= ) uit?
CO2
A
aardgas
B
steenkool
C
biogas
D
kernenergie

Slide 13 - Quizvraag

02:43
Wat betekent het dat windenergie een "hernieuwbare" bron is?
A
je kunt steeds weer nieuwe windmolens maken
B
het waait altijd
C
windenergie raakt nooit op
D
windenergie vervuilt het milieu niet

Slide 14 - Quizvraag

03:02
Windenergie heeft veel voordelen, maar ook nadelen. Noem minstens één nadeel van windenergie.

Slide 15 - Open vraag

03:12
Welke soort energie
geeft de zon ons niet?
A
licht
B
warmte
C
bewegingsenergie
D
stralingsenergie

Slide 16 - Quizvraag

03:34
Wat wordt bedoeld met het rendement van zonnepanelen?
A
de hoeveelheid bruikbare energie die een zonnepaneel oplevert
B
de hoeveelheid geld die een zonnepaneel oplevert
C
de hoeveelheid licht die een zonnepaneel wordt teruggekaatst
D
de hoeveelheid warmte die door een zonnepaneel wordt teruggekaatst

Slide 17 - Quizvraag

03:59
Wat is "klimaatneutrale energie"?
A
energie die zorgt voor een constante temperatuur in huis
B
energie waarbij evenveel CO2 wordt geproduceerd als door de natuur kan worden opgenomen
C
energie die zorgt dat de aarde afkoelt in plaats van opwarmt
D
energie die wordt geproduceerd zonder dat er CO2 vrijkomt

Slide 18 - Quizvraag

05:49
Waarom is het verbranden van waterstofgas voor het milieu beter dan het verbranden van aardgas?
A
bij aardgas komt CO2 vrij, bij waterstof niet
B
aardgas is duurder dan waterstofgas
C
waterstofgas kunnen we maken uit overtollige elektrische energie
D
waterstofgas is minder gevaarlijk dan aardgas

Slide 19 - Quizvraag

06:28
Noem minstens drie soorten Biomassa.

Slide 20 - Open vraag

08:39
Hoe wordt aardwarmte ook wel genoemd?
A
geologie
B
geografie
C
geothermie
D
geodriehoek

Slide 21 - Quizvraag

10:20
Welke vier energiesoorten gaan in elk geval deel uitmaken van de energietransitie?

Slide 22 - Open vraag

11:25
Leg kort in eigen woorden uit wat er wordt bedoeld met de "energietransitie"

Slide 23 - Open vraag

11:51
Wat ga jij doen om goed voor onze aarde te zorgen?

Slide 24 - Open vraag

Huiswerk
§3.voorkennis opdracht 1 t/m 6
Lees paragraaf 3.1 goed door.

Slide 25 - Tekstslide