Taalverzorging H5 verkleinwoorden

welkom
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

welkom

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
-uitleg Taalverzorging H5 (verkleinwoorden, afkortingen en tussenletters)    
-oefenen
-zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Tekstslide

Taalverzorging
Er zijn situaties waarin verzorgd taalgebruik belangrijker is dan in andere situaties. Zo vinden we het bijvoorbeeld vanzelfsprekend dat je op school geen taalfouten maakt, niet in sollicitatiebrieven, niet op je werk, niet in boeken of kranten en niet in een overlijdensbericht.
  

Bij gesprekken met of berichtjes aan vrienden of familie vinden we het vaak minder belangrijk. Het hangt dus af van degene met wie je communiceert hoe belangrijk het is dat je foutloos schrijft.



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

verkleinwoorden en afkortingen
  • Ik kan verkleinwoorden en afkortingen goed spellen

https://nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl/#/plp/book/ead2ea7b-038e-48dd-8262-35161138ea92/chapter/e6649c4c-a44d-42d9-aed1-23205f176a7a/paragraph/77d68b19-f146-45bb-911b-4f9af7bb7a66/lesson/51a641d7-768e-4fbe-a387-416ac19f19c

Slide 5 - Tekstslide

verkleinwoorden
Je hebt geleerd dat je van zelfstandige naamwoorden verkleinwoorden kunt maken door er -je, -kje, -pje, -tje of -etje achter te zetten: 
hand – handje; woning – woninkje; pluim – pluimpje; broer – broertje; ring – ringetje.






Slide 6 - Tekstslide

Let op!
Let op bij woorden die op één lange klinker eindigen: 
pyjama – pyjamaatje; café – cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje; tosti – tostietje; baby – baby’tje.

Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: blad – blaadje.






Slide 7 - Tekstslide

afkortingen

Afkortingen schrijf je op verschillende manieren: 
  • met hoofdletters: BMW     ->  namen van merken, bedrijven, etc.
  • met kleine letters: havo    -> afkortingen die je als woord uitspreekt
  • met punten: i.p.v.                 -> afkortingen waarvan je de woorden                                                                                afzonderlijk uitspreekt
  • zonder punten: ov                -> woorden waarbij je alleen de letters                                                                                 uitspreekt






Slide 8 - Tekstslide

verkleinwoord van album
A
albumtje
B
albumje
C
albumpje

Slide 9 - Quizvraag

verkleinwoord van jongen
A
jongentje
B
jongetje
C
jongenkje

Slide 10 - Quizvraag

verkleinwoord van baby
A
babytje
B
babietje
C
baby'tje

Slide 11 - Quizvraag

afkorting voor
in combinatie met
A
icm
B
i.c.m.
C
ICM

Slide 12 - Quizvraag

Huiswerk

-H5 Taalverzorging (verkleinwoorden): 1 t/m 5





Slide 13 - Tekstslide

tussenletters

 Je kunt een nieuw woord maken door twee bestaande woorden aan elkaar te plakken. Dit noem je een samenstelling. De woorden in een samenstelling kun je vaak gewoon aan elkaar vast schrijven, maar dat kan niet altijd. Soms moet je een tussenletter gebruiken.






Slide 14 - Tekstslide

gebruik -en

Als het woord een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft: 
roos + geur     =  rozengeur
pan + koek      =  pannenkoek
hond + mand =  hondenmand






Slide 15 - Tekstslide

gebruik GEEN -en

  • een meervoud op -s heeft:  garage + bedrijf = garagebedrijf
  • een meervoud op -s en - en heeft:  groente + soep = groentesoep
  • er maar één van het eerste woord is:  zon + schijn = zonneschijn
  • het eerste woord een versterkende betekenis heeft: ape + trots = apetrots
  • het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: lach + bek = lachebek






Slide 16 - Tekstslide

gebruik -s

  • als je de -s hoort: beroepsvoetballer, lievelingskleur

Twijfel: stadsschouwburg/stadschouwburg?
-> vervang het tweede woord door feest: stadsfeest
-> dus stadsschouwburg






Slide 17 - Tekstslide

oefenen

Slide 18 - Tekstslide

Welk woord is goed geschreven?
A
reuzeleuk
B
reuzenleuk

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
varkenstal
B
varkensstal

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide