Herhalingsles TV h5 en h6

Herhalingsles 
Taalverzorging H5 en H6
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalingsles 
Taalverzorging H5 en H6

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les 

Koppelteken en trema 

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je leren voor de toets?
  • Taalverzorging H5:  Verkleinwoorden en afkortingen
  • Taalverzorging H5: Tussenletters
  • Taalverzorging H6: Koppelteken en trema
  • Taalverzorging H6: Werkwoordspelling 

Slide 3 - Tekstslide

H5 - verkleinwoorden en afkortingen
Afkortingen schrijf je op verschillende manieren: met hoofdletters en met kleine letters, met of zonder punten.

Zo schrijf je afkortingen:
-Afkortingen van namen van bedrijven, organisaties en landen schrijf je met hoofdletters: BMW, VVD, GB, PSV, RTL, VN

- Afkortingen waarvan je de woorden altijd volledig uitspreekt, schrijf je met punten: a.u.b., bijv. 
- De meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters, zonder punten: vmbo, bh, cv, ov, pin, sms.

Slide 4 - Tekstslide

H5 - verkleinwoorden
Verkleinwoorden: van zelfstandige naamwoorden kan je verkleinwoorden maken, door er -je, -kje, -pje, -tje, of -etje erachter te zetten: hand - handje; woning - woninkje; pluim - pluimpje; broer - broertje; ring - ringetje.

Let op bij woorden die op één lange klinker eindigen: pyama - pyamaatje; café - cafeetje, auto - autootje; paraplu - parapluutje; tosti - tostietje; baby - babytje. 

Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: blad - blaadje.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van de volgende woorden?
  1. bikini
  2. programma 
  3. lolly
  4. scène

Slide 6 - Tekstslide

Antwoord 
  1. bikinietje
  2.  programaatje
  3. lolly'tje
  4. scènetje

Slide 7 - Tekstslide

H5 - tussenletters (e)
ls het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel, maneschijn

- Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: retegoed, reuzegroot

- Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad

- Als het woord geen meervoud kent: rijstepap

- Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk

Slide 8 - Tekstslide

H5 - tussenletter (-en)/(-s)
  • Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:
bananenschil, paardensport
  • ls je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:
mijnwerkerslamp -> mijnwerkersstaking

stadstuin -> stadscentrum


Slide 9 - Tekstslide

Oefenopgave 
  1. paard + sport
  2.  zon + paneel
  3. machine + kamer
  4. jong + man
  5. ster + hemel
  6. persoon + bus 

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden
1.paardensport
2.zonnepaneel
3.machinekamer
5.sterrenhemel
6.persoonsbus

Slide 11 - Tekstslide

H6 - Koppelteken en trema 
Soms komen in een samenstelling twee klinkers naast elkaar te staan die meestal samen één klank vormen. Om te voorkomen dat het woord verkeerd wordt uitgesproken, gebruik je dan een koppelteken: een liggend streepje.
Bijvoorbeeld: familie-uitje, auto-expert, na-apen, 

maaaar het is knieoperatie, pizzaoven. 

Slide 12 - Tekstslide

Koppelteken gebruik je bij:
Een samenstelling ALS er sprake is van:
- een klinkerbotsing (bijvoorbeeld: eu, ie, ee, au, ou, oo enz.)

- een afkorting, teken, letter (#-teken, t-splitsing, vwo-leerling)
- een tweede deel met een hoofdletter (Noord-Holland)
- twee gelijkwaardige delen (je bent chef EN kok = chef-kok)

Slide 13 - Tekstslide

Trema
Ook in woorden die géén samenstelling zijn, kunnen twee klinkers naast elkaar verwarrend zijn als ze bij verschillende lettergrepen horen. Dan gebruik je een trema om te voorkomen dat het woord verkeerd wordt uitgesproken: twee puntjes boven een letter.
Bijvoorbeeld: poëzie, zeeën, geëxperimenteerd, beëindigen

Slide 14 - Tekstslide

Oefenopgave 
1.yogaen
2.reunie
3.coordinator
4.smeuig
5.geordend
6.geepileerd

Slide 15 - Tekstslide