c voltooid verleden tijd (had uitgedaagd, of omschrijving met ‘zou hebben’)
Slide 16 - Tekstslide
A: ἄν + imperfectum of aoristus
2 a het imperfectum
b over het heden
c onvoltooid verleden tijd (of omschrijving met ‘zou’)
3 ἄν + imperfectum: irrealis van het heden
ἄν + aoristus: irrealis van het verleden
Slide 17 - Tekstslide
C: Betrekkelijk voornaamwoord
1 a lijdend voorwerp
b onderwerp
c a; lijdend voorwerp
d onderwerp
Slide 18 - Tekstslide
C: Betrekkelijk voornaamwoord
2 a ὅ μηχάνημά τι onz. ev
ὧν τοῖς ἵπποις mnl. mv
ἥν ταύτην τὴν συμφοράν vrl. ev
ὅν ἵππον mnl. ev
αἷς αἱ βακτηρίαι vrl. mv
ὅ τὸ ἀργύριον onz. ev
Slide 19 - Tekstslide
C: Betrekkelijk voornaamwoord
2 b ὅ nom.
ὧν gen.
ἥν acc.
ὅν acc.
αἷς dat.
ὅ acc.
Slide 20 - Tekstslide
C: Betrekkelijk voornaamwoord
c lidwoord; overal een spiritus asper in plaats van een -τ-
d zie grammaticaoverzicht Serie 6
e zie grammaticaoverzicht Serie 6
Slide 21 - Tekstslide
D: Varia
a omhoog gaan, erop gaan
b bestijgen
Slide 22 - Tekstslide
Συμβουλή
1 de persoonsvorm ἐστί; verder eigen verwerking
2 ἐκ γενετῆς (r. 8)
3 Het argument lijkt niet erg steekhoudend: als hij geen geld heeft om een paard te kopen betekent dat nog niet dat hij zo weinig heeft, dat hij voor een uitkering in aanmerking komt; kennelijk heeft hij wel genoeg geld om een paard te huren.