Par. 1.4 Leven van de landbouw

Leerdoelen opschrijven
5. Welke kenmerken had de landbouwsamenleving?
6. Hoe werd de landbouw verspreid en kwam in Nederland?


timer
3:00
1. Wat betekent oorzaak en gevolg?
2. Wat is continuïteit en verandering?
3. Hoe ontstond de landbouw?
4. Wat zijn historische vaardigheden?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen opschrijven
5. Welke kenmerken had de landbouwsamenleving?
6. Hoe werd de landbouw verspreid en kwam in Nederland?


timer
3:00
1. Wat betekent oorzaak en gevolg?
2. Wat is continuïteit en verandering?
3. Hoe ontstond de landbouw?
4. Wat zijn historische vaardigheden?

Slide 1 - Tekstslide

Planning
21/09 Par. 1.3 Geen vaste woonplaats
25/09 Par. 1.4 Leven van de landbouw
28/09 Par. 1.4 Leven van de landbouw
2/10 Par. 2.1 Een samenleving met steden
5/10 -
9/10 Par. 2.1 Een samenleving met steden
12/10 -
HERFSTVAKANTIE
23/10 Par. 2.2 Het land van de farao
26/10 Par. 2.2 Het land van de farao
30/10  Herhalingsles. Daarna toetsweek periode 1

Toetsweek periode 1
H1 par. 1.3 en 1.4 + 
H2 par. 2.1 en 2.2 + historische vaardigheden 

Slide 2 - Tekstslide

Programma
1. Huiswerk bespreken
2. Uitleg par. 1.4
3. Leerdoelen antwoorden
4. SO bespreken en afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
1. Kies een bron uit par. 1.4. Geef aan:
- of de bron betrouwbaar is
- of de bron bruikbaar en representatief is voor een onderzoek over jager-verzamelaars.
- Bedenkt een beschrijvende, verklarende en evaluerende/waarderende vraag over de bron. 

Slide 4 - Tekstslide

Soorten samenlevingen
1. Samenleving van jager-verzamelaars
2. Landbouwsamenleving
3. Landbouwstedelijke samenleving
3. Industriële samenleving
4. Informatiesamenleving

Slide 5 - Tekstslide

Samenleving van de jager-verzamelaars
landbouwsamenleving
landbouw-stedelijke samenleving
industriële samenleving
informatie samenleving

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Video

Oorzaak
Oorzaak: de reden waarom iets gebeurd. 
- Directe oorzaak:  heeft een gebeurtenis rechtstreeks beïnvloed. Ook wel "aanleiding" genoemd. 

- Indirecte oorzaak: geen rechtstreeks verband met die gebeurtenis, maar heeft er wel invloed op gehad (omstandigheid). 
Rond 10.000 voor Christus kwam er een einde aan
de laatste ijstijd. De oorzaak hiervoor was dat het
warmer werd (klimaatsverandering)

Slide 8 - Tekstslide

Gevolg
Gevolg: iets dat door en na een gebeurtenis plaatsvindt.
  • Bedoelde en onbedoelde gevolg
  • Directe optredende gevolgen (direct zichtbaar) of lange termijn gevolg.


  • Oorzaken en gevolgen van meer of minder belang: voor hoeveel mensen is dit van belang? In welke mate hadden zij ermee te maken?

Slide 9 - Tekstslide

Het ontstaan van de landbouw
De mens heeft heel lang als jager-verzamelaars geleefd. In hun manier van leven veranderde bijna niets: er was continuïteit (als iets niet of bijna niet veranderd).

Het leven veranderde wel rond 9000 v.C. 

Slide 10 - Tekstslide

Jagers werden boeren

Slide 11 - Tekstslide

Jagers werden boer
Veeteelt (het houden van dieren voor melk of vlees) en akkerbouw samen noem je = LANDBOUW!

Slide 12 - Tekstslide

Klimaatsverandering
  • Rond 9.000 v. Chr

  • De aarde wordt warmer

  • Nederland: moerassen en bossen

  • Delen van Afrika en Midden-Oosten: droger 

Slide 13 - Tekstslide

Noord-Afrika en
Midden-Oosten

  • Droog klimaat: minder begroeiing en water (ontstaan woestijnen)

  • Te weinig voedsel: dieren trekken weg naar vruchtbare gebieden

  • Mensen trekken ook weg of gaan andere middelen van bestaan zoeken om in leven te blijven

Slide 14 - Tekstslide

Vruchtbare Halvemaan
  • Gebied waar de eerste landbouw ontstaat (9000 v. Chr.)
  • Jager-verzamelaars plukten graankorrels die in het wild groeiden. Ze wreven die met stenen tot meel en bakten er brood van.
  • Ze merkten dat ze zelf graan kunnen laten groeien door geplukte graankorrels in de grond te stoppen.
  • Akkerbouw: het verbouwen van plantaardig voedsel.
Midden-Oosten: Egypte, Israël, Palestina, Jordanië, Libanon, Syrië, Irak, Iran en Turkije

Slide 15 - Tekstslide

De Veeteelt
  • Fokken en houden van tamme dieren (zoals geiten, schapen en varkens).
  • Door de veetelt hadden mensen altijd vlees. 
  • Ze gebruikten alles van een dier: ook melk, vacht, boten, tanden, trekkracht.

Slide 16 - Tekstslide

Landbouwrevolutie (ontstaan van de landbouw)
  • Revolutie betekent grote verandering.
  • De landbouwrevolutie duurde meer dan 1000 jaar: niet iedereen werd tegelijk boer.
  • Aan het begin leverden landbouw niet genoeg voedsel op, waardoor boeren moesten ook nog jagen en voedsel verzamelen. Na een tijd werd landbouw het belangrijkste middel van bestaan. 

Slide 17 - Tekstslide

De landbouwsamenleving
Door de landbouwrevolutie kregen mensen een andere levenswijze dan jager-verzamelaars. Ze gingen leven in een landbouwsamenleving.

Slide 18 - Tekstslide

Vorige les...
  • Het ontstaan van de landbouw (veeteelt + akkerbouw = landbouw)
  • Rond 9.000 v.C. in Noord-Afrika en in het Midden-Oosten, bij het vruchtbare halvemaan.
  • Landbouwrevolutie, maar in het begin moesten boeren nog steeds jager en verzamelen. 
  • Van jager en verzamelen naar een landbouwsamenleving.

Slide 19 - Tekstslide

De landbouwsamenleving
Twee kenmerken:
  • 1. Mensen leefden van landbouw. Ze produceerden hun eigen voedsel i.p.v. jager en verzamelen.
  • 2. Ze hebben een vaste woonplaats. Boeren bouwen huizen langs hun akkers en weiden. Hierdoor ontstonden dorpen. 

Slide 20 - Tekstslide

Zelfvoorzienend
  • De boeren dorpjes waren zelfvoorzienend: bewoners produceren hun eigen voedsel.

  • Voordelen: huizen voor betere bescherming, wonen op een vaste plek.

  • Nadelen: boeren waren afhankelijk van de natuur (misoogsten en hongersnood).


Slide 21 - Tekstslide

Nieuwe uitvindingen
  • Boeren maakten aardewerken potten waarin ze voorraden bewaarden.
  • Nieuwe werktuigen, zoals de ploeg (eerst werd geplant met stokken en bijlen, later met de ploeg).
  • Nieuwe economie: nieuwe manier om aan voedsel te komen en andere dingen te komen. 

Door nieuwe werktuigen en vaardigheden werden de oogsten groter, de mensen leefden langer en groeidde de bevolking in landbouwgebieden. 

Slide 22 - Tekstslide

De verspreiding van de landbouw
  • Door de bevolkingsgroei in het Midden-Oosten trok een deel van de boeren naar andere gebieden om te gaan wonen. 
  • Ze namen hun gewassen en dieren mee. Hierdoor maken andere mensen in andere gebieden kennis met de landbouw.
  • Zo werd de landbouw verspreid in Azië, Europa, Afrika.

Slide 23 - Tekstslide

De landbouw in Nederland
Rond 5300 v.C.: de eerste boerendorp in Zuid-Limburg.

Rond 5300 en 3000 v.C. werd de landbouw in heel Nederland overgenomen. 

  • Boeren kapten eerste met bijlen een stuk bos om en brandden het kaal. Daarna maakten ze de grond los om te zaaien. 
  • Akkers werden vuchtbaarder door er vee op te laten grazen. 
  • Boeren wisselde de grond af. 

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen antwoorden
5. Welke kenmerken had de landbouwsamenleving?
6. Hoe werd de landbouw verspreid en kwam in Nederland?

timer
3:00

Slide 25 - Tekstslide

Historische vaardigheden
  • Oorzaak en gevolg
  • Historische vragen stellen: beschrijvende, verklarende en evaluerende/waarderende vraag.
  • Standplaatsgebondenheid
  • Bronnen: representativiteit, betrouwbaarheid, bruikbaarheid
  • Continuïteit en verandering
  • Feiten en meningen

Slide 26 - Tekstslide

SO bespreken

Slide 27 - Tekstslide

Afsluiten

Slide 28 - Tekstslide