beschouwing dans

Dans
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Art and designSecondary Education

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Dans

Slide 1 - Tekstslide

wat is dans?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Wat is dans?

Al eeuwen wordt gedanst.
Beweging op muziek.
Groepsverband – saamhorigheid – verhaal.
Dans kan onderdeel dagelijks leven zijn:
Verhalen of viering: gemeenschapsdans
Theaterdans – voor publiek, door professionals.
Professionele dansers - kunstvorm




Slide 4 - Tekstslide

vormen van dans
Dans is menselijke beweging vormgegeven in tijd, ruimte en kracht.
Een dans  is compleet wanneer de ideeën van de maker (de choreograaf/ de dansers) op het gebied van dans, betekenis, geluid/ muziek, ruimte, decor, kostuum en belichting een plaats hebben gekregen.
Dans - vaak thema of autonoom
Dans brengt idee maker over
Beschouwen – persoonlijk


Slide 5 - Tekstslide

choreografie
Het opbouwen van een dans is een groeiproces. Al werkend worden alle  middelen samengebracht, zodat datgene dat de choreograaf wil overbrengen, duidelijk wordt. Een choreografie is het samenbrengen van de middelen (dansers, dans, ruimte, muziek, theatrale middelen) tot een verloop, ordening, structuur naar idee en ontwerp van de choreograaf.

Slide 6 - Tekstslide

Inhoud

Belangrijk voor analyse:
- wat is het idee voor de inhoud geweest?
Titel - thema/ inspiratie
Recensie/programma – achtergrond info maker
Wie danst en er?
Hoe zijn de karakters van de dansers?
Is het een solo, duet of een groep?
Wordt er samen gedanst? Is er interactie?
Is het gesynchroniseerd of niet?


Slide 7 - Tekstslide

Dansstijlen
Dansstijlen kunnen apart, ieder op zich, in een dansstuk voorkomen of in combinatie met elkaar. De choreograaf kan dit beslissen, zodat het boeiender en interessanter wordt om naar te kijken.

Slide 8 - Tekstslide

welke dansstijlen ken je?

Slide 9 - Woordweb

Dansstijlen

Professionals beginnen jong, veel training.

De trainingen krijgen de dansers op een dansacademie. Op een dansacademie zijn bepaalde technieken, namelijk klassiek ballet, moderne dans en jazzdans.
De danssoort waarin een choreografie gemaakt is, bepaalt de stijl van het stuk. In de hedendaagse dans worden de danssoorten vaak vermengd. Daardoor krijg je nieuwe stijlen die nog geen naam hebben.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Klassiek ballet

ontstaan - hof van Lodewijk XIV -17e eeuw
Koning vond ballet belangrijk – hoog niveau en regels.:Adel kon niet meer dansen – dansacademie ontstond en ballet werd kunstvorm.
Kenmerken:
klassieke muziek
ingaan tegen de zwaartekracht (sprongen, mannen dragen vrouw, tutu, spitz)
vastgelegde technieken en poses
strakke basishouding

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Moderne dans

ontstond begin 20e eeuw 
Voorloopster van moderne dans was Isadora Duncan, die zich tegen de regels verzette:
wijde tunieken, blote voeten, loshangend haar.
Ze reageerde ter plekke op de muziek, haar eigen gevoel en de natuur of haar ademhaling.
Andere belangrijke pioniers waren Graham, Humprey en Jose Limon.
Kenmerken:
blote voeten, Zwaartekracht, intensief benutten van rug, buik en heupen, dans is niet sierlijk, mannen en vrouwen zijn gelijkwaardig, natuurlijke bewegingen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Dans elementen

Dans is opgebouwd uit verschillende elementen die elk weer zijn onderverdeeld in eigen stukjes. Samen vormen deze elementen het stuk.

Slide 16 - Tekstslide

Tijd

Duur: lang of kort laten duren van dansfrase
Tempo: Het snel of traag uitvoeren
Ritme: accentueren van beweging
-De maat (tweedelig of driedelig, regelmatig of onregelmatig) indeling van de tijd in het stuk, vergelijkbaar met muziek
Dansers kunnen spelen met de tijd, zij kunnen een beweging: Halveren, Herhalen, Reverse
Door al deze elementen af te wisselen wordt het dansen veel interessanter om naar te kijken en om te doen.


Slide 17 - Tekstslide

Ruimte
De danser gebruikt ruimte, veel of weinig door de bewegingen.
Richtingen: voorwaarts, zijwaarts, omhoog, achterwaarts.
De danser kan ook in verschillende lagen bewegen – diepe laag, middenlaag, hoge laag. Als deze lagen in een dans afwisselend gebruikt worden, zal de dans interessant blijven om naar te kijken.

Slide 18 - Tekstslide

Ruimte
Een danser gebruikt het lichaam om vormen te maken. De plaatsing van de danser is bepalend in choreografie.  Hoe wordt de ruimte waarin de dansers dansen gebruikt? De opstelling van de dansers ten opzichte van elkaar kan in bepaalde formaties zijn. We spreken van een vloerpatroon, als een danser zich verplaatst tijdens het dansen: hij maakt al het ware een spoor op de vloer. Het soort patroon wordt opvallend in de dans als het vaker herhaald wordt.

Slide 19 - Tekstslide

Het danselement ruimte is 
De ruimte is te verdelen in vlakken en hoeken
richtingen; voor, zij, rechts en links. Daarnaast zijn er ook diagonalen. 
De sterke lijnen die te benoemen zijn op het podium zijn die van midden achter naar voren komen = upstage, van links naar rechts gaan.
Dansen kunnen in groep uitgevoerd worden, dan kunnen vormen terugkomen. Met meer personen nemen de mogelijkheden toe.
Op de vloer legt de danser patronen af.


Slide 20 - Tekstslide

Kracht

Dansen is spel met zwaartekracht.
De danser kan:
Momenten van toegeven aan de zwaartekracht 
Momenten van actieve inzet van gewicht.
Momenten van het eigen lichaamsgewicht ontkennend.
Hierdoor ontstaat een verschil tussen spanning en ontspanning, dit kan door hangen (dit kan actief, dus gespannen, of heel passief, ontspannen), leunen of steunen.

Slide 21 - Tekstslide

Danskwaliteit

Dans bestaat voor een groot deel uit combinaties van danselementen. Iedere combinatie levert een andere uitdrukking op en bepaalt de danskwaliteit. Bijvoorbeeld licht van gewicht en vertraagd leidt tot zweverig; heel krachtig met snel leidt tot stotend. De danskwaliteit is de weerspiegeling van de drijfveer van de danser. De expressie van de danser komt naar voren, waardoor je je eigen interpretatie van dans kunt geven.

Slide 22 - Tekstslide

Dansfrase

De choreograaf ontwerpt voor een stuk vaak bepaalde dansfrasen of danspatronen; een bepaalde reeks van opeenvolgende bewegingen komt op verschillende momenten en in verschillende situaties terug. Dansers kunnen hun eigen dansfrase dansen of allemaal dezelfde. De dansfrase van een danser kan gedurende het dansstuk ook overgenomen worden door andere dansers. Als de dansfrase zich binnen een bepaalde manier van verplaatsen afspeelt, ontstaat een danspatroon.

Slide 23 - Tekstslide

Locatie
De meeste choreografieën worden gemaakt voor een theaterzaal. Er kan ook zonder podium gewerkt worden. Een dans kan ook ‘op locatie’ gedanst worden. Dan is de choreografie gemaakt óp en naar aanleiding ván die plek. Dan wordt er gebruik gemaakt van de eigenschappen van de ruimte, de soort ondergrond, de lichtinval, de hoeken en gaten. Hierbij staat het publiek op minder grote afstand dan meestal in het theater het geval is.

Slide 24 - Tekstslide

muziek
Dans wordt vaak ondersteund door muziek. De muziek wordt bij de dans gekozen, meestal vroeg; het heeft veel invloed.
Een choreograaf kan kiezen om zonder muziek te dansen, hij kan speciale muziek laten componeren of bestaande muziek gebruiken.
De relatie tussen dans en muziek kan variëren; het kan gelijk oplopen of sterk contrasteren.
De muziek hangt vaak samen met de danssoort. Moderne en expressionistische dans kiezen vaak uit alle muziekstijlen.

Slide 25 - Tekstslide

Theatermiddelen

Om de choreografieaf te maken worden theatermiddelen gebruikt.
Het decor kan verwijzen naar de inhoud van het stuk of een centrale plaats innemen.
Voor een bepaalde choreografie wordt een speciale belichting en een speciaal kostuum ontworpen. Een kostuum kan bepaalde bewegingen versterken of juist een heel ander lichaamsidee oproepen (dikke pakken waarin de dansers tonrond lijken).

Slide 26 - Tekstslide