vaste voorzetsels bij werkwoorden

Formuleren
Vaste voorzetsels bij werkwoorden. 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Formuleren
Vaste voorzetsels bij werkwoorden. 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je weet wat voorzetsels zijn

Je kunt de juiste voorzetsels bij een bepaald  werkwoord plaatsen.

je weet wat een voorzetseluitdrukking is.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden van voorzetsels:

Slide 3 - Open vraag

Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel. Vul aan: geloven.... , twijfelen...., vertrouwen.....

Slide 4 - Open vraag

Kun je zelf een werkwoord bedenken
waar een vast voorzetsel bij hoort?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Video

Op reis naar Zuid-Frankrijk luisterden we naar Franse Chansons.

Welke 'naar' kun je niet vervangen door 'in'?
timer
0:30
A
De eerste!
B
Nee, de tweede!

Slide 7 - Quizvraag

Vul het juiste voorzetsel in.

Met haar nieuwe kapsel lijkt Demi erg ... haar oudste zus.
timer
0:20
A
in
B
met
C
naar
D
op

Slide 8 - Quizvraag

Vul het juiste voorzetsel in.

Het hotel kampte ... wateroverlast door de uitzonderlijke regenval.
timer
0:20
A
tegen
B
met
C
uit
D
tot

Slide 9 - Quizvraag

Vul het juiste voorzetsel in.

De strandeigenaren en ijsverkopers profiteerden ... de lange nazomer.
timer
0:20
A
in
B
met
C
op
D
van

Slide 10 - Quizvraag

Welk voorzetsel?

Bij de receptie van het hotel lagen ten behoeve ... de gasten informatiefolders over de omgeving.
timer
0:30
A
naar
B
op
C
door
D
van

Slide 11 - Quizvraag

Vervang de voorzetseluitdrukking door één voorzetsel.

Bij de receptie van het hotel lagen ten behoeve van de gasten informatiefolders over de omgeving.
timer
0:30
A
voor
B
wegens
C
door
D
met

Slide 12 - Quizvraag