PersoonsvormWij lopen altijd naar huis.
Voltooid deelwoord
Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.
Onvoltooid deelwoord
Lopend ging hij naar school.
Infinitief / Hele werkwoord
Wij willen daar graag lopen.
Werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Het lopende meisje was te laat op school.