Openlesmiddag

Welkom bij Nederlands
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Kort uitleggen: tijdens de open dag hebben we het over poëzie gehad. Bij Nederlands doen we echter veel meer, vandaag hebben we het over taal en taalfouten.
We beginnen met een aantal stellingen: eens of oneens?
Iedereen spreekt Standaardnederlands.
A
Eens
B
Oneens

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dialect is eigenlijk slordig uitgesproken Nederlands
A
Eens
B
Oneens

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een tekst uit 1900 kun je makkelijk lezen.​
A
Eens
B
Oneens

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederlands en Vlaams
Bekijk het volgende filmpje en stel jezelf de volgende vragen:​
  •   Wat is het verschil tussen Nederlands en Vlaams?​
  •   Is Vlaams een vreemde taal voor ons?​
  •   Moet Vlaams ondertiteld worden?​

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen Nederlands en Vlaams?​

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind jij: moet Vlaams ondertiteld worden?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Standaardnederlands
Elk land heeft een standaardtaal, de taal die is vastgelegd in naslagwerken zoals woordenboeken en grammatica's. De standaardtaal wordt gebruikt door de media, de overheid en in het onderwijs.

Standaardnederlands of Algemeen Nederlands werd vroeger A(lgemeen) B(eschaafd) N(ederlands) genoemd. Die term gebruiken we nu niet meer. Standaardnederlands is een officiële taal in zes landen: Nederland, België, Suriname, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten.

Voor ongeveer 23 miljoen mensen is Nederlands de moedertaal. Nederland kent nog een tweede standaardtaal: het Fries.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom spreken we tegenwoordig van Algemeen Nederlands en niet langer van Algemeen Beschaaf Nederlands, denk je?

Slide 11 - Open vraag

Dat zou betekenen dat dialecten onbeschaafd zijn.
Taal verandert
Taal verandert. Dat merk je vaak al wanneer je met oude mensen praat. Er komen nieuwe woorden bij, ouderwetse woorden verdwijnen. Ook de spelling verandert. Een belangrijke spellingsverandering kwam in 1953. Toen werden allerlei letters geschrapt die al lang niet meer werden uitgesproken.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer een woord dat jij en je vrienden gebruiken, maar dat je ouders nooit gebruiken.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hans en Grietje in 1905
Bij den ingang van een groot bosch woonde een arme houthakker met zijne vrouw en zijne beide kinderen, die Hans en Grietje heetten. Hij had maar heel weinig te eten, en eens toen er een groote droogte in het land was en alles duurder werd kon hij voor het dagelijksch brood niet meer zorgen. Toen hij een nacht daarover in bed lag te peinzen en zich vol zorg heen en weder woelde, zuchtte hij en sprak tot zijne vrouw: 'Wat zal er van ons terecht komen?'  'Weet gij wat man,' antwoordde de vrouw, 'laat ons morgen heel vroeg met de kinderen naar het bosch gaan, en wij laten hen alleen, zij kunnen dan den weg naar huis niet terugvinden wij zijn ze kwijt.'

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht: welke woorden worden inmiddels anders gespeld?
Noteer één of enkele woorden uit 'Hans en Grietje' die inmiddels anders geschreven worden: de oude en de nieuwe vorm.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Dialecten
Een dialect is een streektaal met eigen klanken, woorden en grammaticale regels. In Nederland en Vlaanderen zijn zo'n vijfentwintig hoofddialecten. 

Dialecten worden meestal alleen gesproken en niet geschreven. In dialecten worden de lange ij vaak uitgesproken als ie. En de ei als ai of ei. Dialectspreken is dus handig, als je de goede schrijfwijze moet kiezen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spreek jij een dialect? Als dat zo is, wanneer wel en wanneer niet? En tegen wie wel en tegen wie niet?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Codetaal
“Tien kilo worsten gekocht in warenhuis.” Dat bericht stuurden de leden van een inbrekersbende elkaar wanneer ze op rooftocht geweest waren. ​
De dieven maakten gebruik van codetaal. “Tien kilo worsten gekocht in warenhuis” gebruikten ze om de grootte van de buit aan te duiden. Toen ze een keer een geldkoffertje vol waardeloze bankafschriften hadden buitgemaakt, noemden ze dat “een koelkast met enkel papier erin”. En als ze in woning niets waardevols konden vinden, was er “geen vlees meer in het warenhuis”. ​

Het gebruik van codetaal is van alle tijden. Vorig jaar nog waren er dieven die codes aanbrachten op de stoep voor de huizen waar ze wilden inbreken. ​

In heel veel groepen wordt codetaal gebruikt. Bijvoorbeeld door jongeren, maar ook in gezinnen worden woorden of uitdrukkingen gebruikt die buitenstaanders niet begrijpen. Bij jou thuis is dat vast ook zo. ​

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gebruikten de criminelen uit de tekst een codetaal, denk je?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke situatie zou jij graag een codetaal willen spreken?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij met vrienden of vriendinnen ook bepaalde woorden waarvan alleen ​
jullie de betekenis kennen? ​

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Codetaal ontcijferen
De meeste codetalen hebben een ‘sleutel’. Dit is een uitleg waarmee je de betekenis kunt ontcijferen. De onderstaande woorden hebben allemaal een eigen sleutel. Ontcijfer de woorden.​
A: 22-5-18-19-20-15-16-20 ​
B: pouefllfo ​
C: gn klnkrs ​
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden
A: Verstopt. (Sleutel: alfabet tellen. De v is de 22ste letter, de e de 5de letter, etc.)​

B: Ontdekken. (Sleutel: de letter ervoor in het alfabet. De o komt voor de p, de n komt voor de o, etc.)​
C: Geen klinkers. (Sleutel: de klinkers uit de woorden weglaten. Pas op: dit is de makkelijkste codetaal! De meeste woorden kun je zelfs zonder klinkers goed lezen. Probeer maar eens: zndr klnkrs blft dz zn bst gd lsbr, tch?) ​

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies