medisch rekenen oplos/verd en antisstollingsmiddelen

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
  • Presenteren van Klinische les
  • Medisch rekenen
  • start met medicatie in de praktijk (antistollingsmiddelen) 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klinische les voor elkaar
Wat is VAC therapie en wanneer wordt dit ingezet (indicaties) en uit welke onderdelen bestaat het wondbehandelsysteem?
Wat zijn de specifieke aandachtspunten tijdens de verzorging en mogelijke complicaties?
Zoek een filmpje waarin een duidelijk stappenplan wordt laten zien over het aanbrengen VAC therapie.
Zoek een filmpje waarin een duidelijk stappenplan wordt laten zien voor het verwijderen van de VAC therapie.
Zoek reviews van patiënten hoe het leven is met een VAC pomp en wat zijn de adviezen voor thuis.
Wat is een PICO pleister en wat is daarmee de relatie met VAC therapie?
Wanneer wordt er een PICO pleister ingezet?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een stappenplan. Dit kan helpen bij het oplossen van de verhaaltjes sommen. Je hoeft dit niet te gebruiken. 
Zet de tekst op de juiste volgorde door naar nummer 1, 2 en 3 te slepen. 

1
2
3
Schrijf je gegevens op


Welke regels pas je toe
Pas de regel toe, vul de formule in

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oplossen (concentratie)
Regels:

Benodigde hoeveelheid (voorschrift) : aanwezige hoeveelheid per 1 ml 

1% = 10 mg/ml
1% = 1 ml / 100 ml

Het percentage geeft aan hoeveel van een bepaalde stof opgelost is in een vloeistof


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpkaart Oplossen
Formule:
Benodigde hoeveelheid (voorschrift) : aanwezige hoeveelheid per ml 
 

Regels:
1% = 10 mg/ml
 ( vast(mg) in vloeistof (ml)
1% = 1 ml / 100 ml
 vloeistof(ml) in vloeistof (ml)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld oplossen - vast(mg) in vloeistof (ml)
Voorbeeld:                                                                                                                                                     
Mw. krijgt moet 13 mg van een medicijn krijgen.
Op het ampul staat dat het een 2,6% oplossing is.
Hoeveel ml krijgt mw. toegediend?  

1. Schrijf je gegevens op 
Zie voorschrift + aanwezig
2. Wat kun je hierover vinden op de hulpkaart? 
Zie regel, zie formule
3. Pas de regel toe, vul de formule in 

     

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hee collega! 
Mw. Doek moet 45 mg morfine krijgen. Aanwezig is een morfineoplossing van 1,5%. Hoeveel ml moet ik mw. Doek geven?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Gegevens Voorschrift: 45 mg 
 Aanwezig: 1,5% oplossing
2. Hulpkaart 1% = 10 mg/ml  
   Benodigde hoeveelheid (voorschrift) : aanwezige hoeveelheid per ml
3. Toepassen 1% = 10mg/ml --> 1,5% =15mg/ml (zie afbeelding)  
              Benodigde hoeveelheid (voorschrift) : aanwezige hoeveelheid per ml = aantal te geven ml (invullen)
   45 : 15 = 3ml

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.
Aanwezig op de afdeling zijn ampullen met 2,5% oplossingssterkte. Een verpleegkundige krijgt de opdracht om een patiënt 6 mg medicijn toe te dienen. Hoeveel ml met je de patiënt geven. Rond af op 1 decimaal achter de komma.



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Gegevens Voorschrift: 6 mg
 Aanwezig: 2,5% oplossing
2. Hulpkaart 1% = 10 mg/ml
   Benodigde hoeveelheid (voorschrift) : aanwezige hoeveelheid per ml
3. Toepassen 1% = 10mg/ml --> 2,5% =25mg/ml 
              Benodigde hoeveelheid (voorschrift) : aanwezige hoeveelheid per ml = aantal te geven ml (invullen)
   6 : 25 is 0,24 ml dus 0,2 ml

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld oplossen - vloeistof(ml) in vloeistof (ml)
Voorbeeld:                                                                                                                                                     
Je hebt een 2% lyorthol oplossing. Een patiënt moet 3 ml lyorthol krijgen.
Hoeveel ml lyorthol oplossing geef jij de patiënt?

1. Schrijf je gegevens op
Zie voorschrift, zie aanwezig
2. Wat kun je hierover vinden op de hulpkaart? 
Zie regel, zie formule
3. Pas de regel toe, vul de formule in




                                                          Dus voor 3ml lyorthol heb je 150 ml 2% lyorthol oplossing nodig. (3ml lyorthol + 147ml water) 

     

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdunnen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat bereken je met de volgende formule:
Voorschrift in % x voorschrift in ml : aanwezig in %

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hulpkaart
Voorschrift in % x voorschrift in ml : aanwezig in % 
= aantal te nemen ml
 
aanwezige oplossing 


Voorschrift in ml – aantal te nemen ml aanwezige oplossing 
= toe te voegen
 
oplossingsvloeistof/water in ml

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Voorbeeld:
Jouw patiënt moet 150ml  2% lyorthol oplossing krijgen. Je beschikt over een 5% lyorthol oplossing. 
Hoeveel ml lyorthol 5% oplossing ga je aan hoeveel ml water toevoegen om 150 ml 2% lyorthol oplossing te krijgen?


1. Schrijf je gegevens op
Zie voorschrift, zie aanwezig
2. Wat kun je hierover vinden op de hulpkaart?
Zie regel, zie formule
3. Pas de regel toe, vul de formule in









                                                          Dus 60 ml 5% lyorthol oplossing en 90 m water  = 150ml  2% lyorthol oplossing
     

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoi college, kun je mij helpen? Ik heb 120ml 1,5% lyorthol oplossing nodig. We hebben alleen maar een liter 5% lyortholoplossing. Wat moet ik doen?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Gegevens Voorschrift: 120 ml 1,5% Aanwezig: 1 liter 5%
2. Hulpkaart Voorschrift in % x voorschrift in ml : aanwezig in % = aantal te nemen ml aanwezige oplossing
                                           Voorschrift in ml – aantal te nemen ml aanwezige oplossing = toe te voegen oplossingsvloeistof/water in
3. Toepassen
                                          Voorschrift in % x voorschrift in ml : aanwezig in % = aantal te nemen ml aanwezige oplossing
                                                        1,5 x 120 : 5 = 36
                                          Voorschrift in ml – aantal te nemen ml aanwezige oplossing = toe te voegen oplossingsvloeistof/water in ml
                                                      120 36 = 84 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 7 boek Medicatie in de praktijk
Antistollingsmiddelen


Om preventief of ter bestrijding van ongewenste stolling te voorkomen. 
Trombus is een stolsel dat kan ontstaan bij trombose. Trombus zet zich af tegen de aderwand.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke stof kun je heel vaak denken dat zich aan de vaatwand hecht?
A
Plaque
B
Cholesterol
C
NSAID
D
Witte bloedcellen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stollingsproces in 3 stappen
Trombocyten klonteren samen (trombocytenaggregratie) tot een propje tegen de vaatwand.
Stollingsfactoren (bloedeiwitjes) activeren elkaar.
Voorloperstof van fibrine wordt omgezet in fibrine. Vormt draden en weeft zich tussen de trombocyten van de trombocytenprop in. Prop wordt helemaal ‘waterdicht’.



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zorgt voor het korstje op de wond

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lichaam ruimt ook op:
Dit heet: Trombolyse

Afbreken van de propjes.
 
Maar soms is het te laat. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stollingsproces en antistollingsmiddelen
Stappen in stolling:
 1, Trombocytenklontering; Trombocytenaggregratieremmers
2, kettingreactie van stollingsfactoren; Orale anticoalgulantia
3, fibrinenetwerkvorming; Heparinesoorten


1: Ascal®
2: Sintrom® en Marcoumar®
3: Heparinesoorten

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

bloedneus en maagbloeding!
Remmen de aanmaak van stollingsfactoren in de lever

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe Orale Anti Coagulatia: NOAC'S
  • Werken niet als vitamine K-antagonisten
  • remmen direct een stap in het stollingsproces (directe orale anticoagulantia) 
Vooral gebruik als antistolling bij atriumfibrilleren

Voordeel: vaste dosering, geen trombose dienst
Nadeel: geen middel om bloedingsneiging op te heffen 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nabespreken


Presenteren van Klinische les
Medisch rekenen
start met medicatie in de praktijk (antistollingsmiddelen) 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies