Spelling week 39 1.8 + 2.9 BK KGT

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Welkom

Planning week 39

Deze week:

Stil lezen & uitleg hoofdletters

Op niveau: Spelling BK 1.8 - 2.9 

Op niveau: Spelling KGT 1.8 - 2.9

Nieuwsbegrip opdrachten 

Nieuwsbegrip woordenschat & andere tekstsoort

Leerdoelen week 39

Aan het einde van deze week weet je wanneer je hoofdletters moet schrijven,

Aan het einde van deze week weet je hoe je de regel van ’t kofschip gebruikt;

Aan het einde van deze week weet je wat de stam van het werkwoord is.

Les 1

Stillezen 

Stillezen

Les 2

Op niveau

Spelling blok 1 

1.8 BK (opdracht 6) 

1.8 KGT (opdracht 5+6)

Hoofdletters!

Je schrijft een hoofdletter aan het begin van elke zin.

Alle namen schrijf je met een hoofdletter.

Neem de zinnen in de open vragen over en zet de hoofdletters op de juiste plek.

de leerlingen van het noordercollege krijgen gymles van meneer bakker.

wij gaan in maart naar middelburg in zeeland.

veel amerikanen en duitsers bezoeken elk jaar het rijksmuseum.

geef jij de nutella even aan, jeroen?

in 2012 was astronaut andré kuipers een halfjaar in de ruimte.

ik vind ‘spijt’ een van de beste films ooit.

Bij sommige werkwoorden verandert de klank als je ze in de verleden tijd zet. Deze noem je klankveranderende werkwoorden. Als de klank niet verandert in de verleden tijd, noem je het klankvaste werkwoorden.

huilen → Ik huilde om die droevige film. = klankvast

blazen → Ik blies de blaadjes van de paardenbloem. = klankveranderend

Bij klankveranderende werkwoorden hoor je hoe je de persoonsvorm moet spellen in de verleden tijd.

voorbeeld

lopen → (ik) liep

vragen → (ik) vroeg

Aan de slag

Op niveau

Spelling blok 1 

paragraaf 1.8 BK (opdracht 6) 

paragraaf 1.8 KGT (opdracht 5+6)

Klaar?

Lezen in je boek 

Les 3

Op niveau

Spelling blok 2 

2.9 BK (opdracht 3+4+6) 

2.9 KGT (opdracht 5)

´t Kofschip

Je hebt geleerd hoe je klankvaste werkwoorden in de verleden tijd spelt. De regel is: ik-vorm + te(n) of de(n). Maar soms kun je niet horen of je -te(n) of -de(n) moet spellen.

voorbeeld

De schoonmaker veegte/veegde de vloer.

De brandweer blusde/bluste het vuur.

´t kofschip

1. Neem de stam van het werkwoord.

Dat is het hele werkwoord zonder -en.

2. Kijk naar de laatste letter van de stam.

3. Is dat een medeklinker die in ’t kofschip zit of is het een x? Dus is het een t-k-f-s-ch-p-x?

Schrijf dan ik-vorm + te(n).

Zit de letter niet in ’t kofschip en is het geen x? Schrijf dan ik-vorm + de(n)

D of T ?

Bob heeft mijn zus versier...

1. versiert
2. versierd
3. versierdt

D of T? ??

Bob heeft de brief van mijn zus beantwoor...

1. beantwoort
2. beantwoord

D of T?
Hij herhaal... het antwoord.

1. herhaalt
2. herhaald

D of T?
geschuil..

1. geschuild
2. geschuilt

vragen =

1. klankveranderend
2. klankvast

zwemmen =

1. klankveranderend
2. klankvast

klankvast of klankveranderend?

DENKEN

1. klankveranderend werkwoord
2. klankvast werkwoord

Welk werkwoord is klankveranderend?

1. bestellen
2. spellen
3. denken
4. vervelen

Aan de slag

Spelling blok 2 

2.9 BK (opdracht 3+4+6) 

2.9 KGT (opdracht 5)

Klaar?

Lezen in je boek 

Les 4

Stillezen 

Les 5

Nieuwsbegrip tekst + sleutelvragen 

Les 6

Nieuwsbegrip Online