Letterlijke en figuurlijke betekenis H.1 -Mavo 2

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weten jullie hoe je  
-de betekenis van uitdrukkingen kan opzoeken in een woordenboek

-het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik

-figuurlijk taalgebruik kan herkennen


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weten jullie hoe je  
-de betekenis van uitdrukkingen kan opzoeken in een woordenboek

-het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik

-figuurlijk taalgebruik kan herkennen


Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?



Voorkennis ophalen

Wat weten we nog over woordraadstrategieën?


Huiswerk bespreken en opdrachten afmaken

Start letterlijk en figuurlijk taalgebruik






Slide 2 - Tekstslide

Een zin heeft soms twee betekenissen. De letterlijke betekenis is de

betekenis van de woorden in de zin. Bij de figuurlijke betekenis wordt iets

anders bedoeld dan er staat.


Een voorbeeld: Zij is niet op haar achterhoofd gevallen.

Letterlijk: het meisje is gevallen, maar niet op haar achterhoofd.


Figuurlijk: het meisje is behoorlijk slim.



Er bestaan ook zinnen die alleen maar een figuurlijke betekenis hebben.

Bijvoorbeeld: de baard in de keel krijgen en een blauwtje lopen.

Slide 3 - Tekstslide

Figuurlijke betekenissen kun je opzoeken in het woordenboek.

Kijk dan bij een van de woorden van de figuurlijk bedoelde woorden. Dit is meestal het eerste zelfstandig naamwoord.


Bijvoorbeeld: Tim krijgt de baard in de keel

Zoek bij 'baard': Tim krijgt een zwaardere stem als hij

puber wordt

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

In de zin "Zij is een koele kikker"
is gebruik gemaakt van beeldspraak.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 8 - Quizvraag

Als iemand zegt:
"Hij spring een gat in de lucht",
dan is dat letterlijk bedoeld.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 9 - Quizvraag

In spreekwoorden en uitdrukkingen komt veel figuurlijk taalgebruik voor,
in verhalen en poëzie niet.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 10 - Quizvraag

Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 11 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk?
Die man heeft een gat in zijn hand, zoveel geld geeft hij uit.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK

Slide 12 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk?
Het kind viel en had een gat
in zijn hoofd.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK

Slide 13 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk?

Er zit een gat in je kies.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK

Slide 14 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk?
Zij sprong een gat in de lucht na het horen van de uitslag.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK

Slide 15 - Quizvraag

Even checken.

Wie vertelt mij in het kort, wat er zojuist is verteld?

Geen vingers! Ik geef de beurt aan ......................................

Slide 16 - Tekstslide

Nu zelfstandig aan de slag

Wat nu?

 Nogmaals doorlezen theorie blz. 27


Opdrachten maken  1-2-3 individueel blz. 27


Bespreken opdrachten en evaluatie van de les






Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht: in 2 tallen=
 Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd? Wat moet je onthouden? Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

Opdracht: in 2 tallen=
 Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd

Wat moet je onthouden, is belangrijk?
 
Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

Wat was het doel van de les en is het doel bereikt?



Slide 20 - Tekstslide