In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Leesvaardigheid hag 2 en 3
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welk woord past het beste bij deze advertentie?
A
bruikbaar
B
noodzakelijk
C
overbodig
Slide 3 - Quizvraag
Voor welke doelgroep is deze advertentie vooral bestemd? voor alle mensen die
A
al een tijdje hun rijbewijs hebben
B
opnieuw rijexamen moeten doen
C
van plan zijn hun rijbewijs te halen
D
veilig over straat willen
Slide 4 - Quizvraag
In de advertentie staan verschillende vragen over hoe lang het geleden is dat mensen hun rijbewijs hebben gehaald. Wat willen de makers van de advertentie hiermee bereiken? Ze willen mensen die al langer hun rijbewijs hebben
A
informeren over de nieuwe verkeersborden die binnenkort langs de weg te vinden zijn
B
laten nadenken over het feit dat hun kennis van verkeer niet meer actueel is.
C
oproepen om hun rijbewijs niet te laten verlopen, maar tijdig te verlengen.
D
overhalen om niet te lang te wachten met het volgen van een opfriscursus.
Slide 5 - Quizvraag
Welke foto past het beste bij de advertentie?
(Antwoord geven op de volgende slide)
Slide 6 - Tekstslide
Welke foto past het beste bij de advertentie?
A
Foto A
B
Foto B
C
Foto C
D
Foto D
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Aan welk signaalwoord kun je zien dat er een tegenstelling in de alinea staat?
Slide 9 - Open vraag
Wat gebeurt er op grote schaal?
Slide 10 - Open vraag
In de alinea is een bijzaak te vinden. Is de bijzaak een voorbeeld, een toelichting of een uitleg?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Welke twee verklaringen worden er gegeven waarom het makkelijker is om iemand te ghosten?
Slide 13 - Open vraag
Aan welk signaalwoord kun je zien dat er een opsomming is?
Slide 14 - Open vraag
In de vorige alinea staat ook een voorbeeld. Aan welk signaalwoord kun je dat zien?
Slide 15 - Open vraag
Een voorbeeld is een
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Wat is de kernzin van de vorige alinea?
Slide 18 - Open vraag
Een kernzin is een..
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 19 - Quizvraag
Na de kernzin volgt...
A
voorbeeld
B
uitleg
C
uitwerking
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Aan welk signaalwoord kun je zien dat er een redengevend verband in de alinea staat?
Slide 22 - Open vraag
Waarom helpt het niet als ouders twee of drie wekkers zetten?
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
Het doel van een tekst kan onder andere zijn: 1 de lezer amuseren 2 de lezer informeren 3 de lezer overtuigen 4 de lezer tot handelen aansporen Wat zijn de twee belangrijkste doelen van deze tekst?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
1 en 4
D
2 en 4
Slide 25 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste functie van de afbeelding in deze advertentie? De afbeelding
A
is nodig om de tekst te kunnen begrijpen.
B
trekt de aandacht van de lezer.
C
verduidelijkt de inhoud van de tekst.
D
voegt inhoudelijk iets nieuws toe aan de tekst.
Slide 26 - Quizvraag
Welke bewering over het fluitsignaal is op basis van de advertentie juist?
A
Als je instapt na het fluitsignaal, gaan de deuren niet meer dicht.
B
In de tijd tussen het fluitsignaal en het dichtgaan van de deuren, mag je ook nog instappen.
C
Je moet voor het fluitsignaal instappen, want na het fluitsignaal gaan de deuren dicht.
D
Pas na het fluitsignaal mag je instappen, daarna gaan de deuren dicht.
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Een foto in een advertentie kan verschillende functies hebben. De foto 1 trekt de aandacht. 2 voegt nieuwe inhoudselementen aan de tekst toe. 3 is nodig om de tekst te kunnen begrijpen. Welke functie of welke functies heeft de foto in deze advertentie?
A
Alleen 1
B
Alleen 2
C
1 en 3
D
2 en 3
Slide 29 - Quizvraag
De eerste alinea eindigt met de zinnen “Toon kan meer. Veel meer.” Noem de drie extra functies die Toon volgens de tekst heeft.
Slide 30 - Open vraag
Wat is het belangrijkste doel van deze advertentie? De advertentie wil de lezer
A
aansporen om energie bij Eneco af te nemen.
B
aansporen om Toon van Eneco aan te schaffen.
C
informeren over de toekomst van energielevering door Eneco.
D
informeren over wat Toon van Eneco allemaal kan.
Slide 31 - Quizvraag
Op welke doelgroep richt deze advertentie zich vooral?
A
op alle mensen die geïnteresseerd zijn in technologische ontwikkelingen
B
op alle mensen die geïnteresseerd zijn in Toon
C
op mensen die klant zijn van Eneco en geïnteresseerd zijn in Toon
D
op mensen die nog geen klant zijn van Eneco en geïnteresseerd zijn in Toon
Slide 32 - Quizvraag
Welke zin uit de tekst ondersteunt de afbeelding het beste?
A
De thermostaat lager zetten vanuit uw luie stoel?
B
Haal ook Toon in huis.
C
Met uw smartphone de verwarming lager zetten?
D
Toon maakt uw huis nu ook veiliger.
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Tekstslide
Wat is het voornaamste doel van deze advertentie?
A
dat de jacht op ijsberen wordt gestopt
B
dat de lezers iets gaan doen tegen klimaatverandering
C
dat de overheid zich zal gaan inspannen om het aantal ijsberen op peil te houden
D
dat meer mensen de Noordpool gaan bezoeken nu het nog kan
Slide 35 - Quizvraag
Waarom is de ijsbeer op de foto gemaakt van letters?
A
De letters verwijzen naar de tekst van de advertentie.
B
Dit was makkelijker dan een echte ijsbeer te fotograferen.
C
Een foto van een ijsbeer valt weg tegen de witte achtergrond.
D
Niet iedereen kan een ijsbeer herkennen van een foto.
Slide 36 - Quizvraag
Wat betekent hier: “Blijven er alleen woorden over?”
A
Blijft van sommige dieren alleen de naam over?
B
Gaan mensen ruzie maken over het klimaatprobleem?
C
Kunnen mensen elkaar straks nog wel begrijpen?
D
Moeten we nog meer zeggen om mensen tot actie te bewegen?
Slide 37 - Quizvraag
Slide 38 - Tekstslide
Welke uitspraak over alinea 1 is juist? Alinea 1 bevat een
A
bewering en een onderbouwing van deze bewering.
B
grap als introductie van het tekstonderwerp.
C
standpunt en een anekdote over dit standpunt.
D
verklaring voor de titel boven de tekst.
Slide 39 - Quizvraag
... je besluit die iPod te kopen, kun je niet op vakantie.
A
hoewel
B
als
C
opdat
D
tenzij
Slide 40 - Quizvraag
'als' geeft een .... verband aan.
A
redengevend
B
doel-middel
C
voorwaardelijk
D
oorzaak-gevolg
Slide 41 - Quizvraag
Zij werkte hard ... te kunnen overleven.
A
doordat
B
verder
C
omdat
D
om te
Slide 42 - Quizvraag
'om te' geeft een ... verband aan.
A
voorwaardelijk
B
redengevend
C
doel-middel
D
oorzaak-gevolg
Slide 43 - Quizvraag
De redactie zal nog één nummer uitbrengen... er voldoende vraag naar is.
A
tenzij
B
hoewel
C
opdat
D
mits
Slide 44 - Quizvraag
'mits' geeft een ... verband aan.
A
voorwaardelijk
B
redengevend
C
voorbeeldgevend
D
opsommend
Slide 45 - Quizvraag
... het veld doorweekt was, trainde het elftal gewoon verder.
A
omdat
B
op voorwaarde dat
C
hoewel
D
tenzij
Slide 46 - Quizvraag
'hoewel' geeft een ... verband aan.
A
tegenstellend
B
opsommend
C
concluderend
D
redengevend
Slide 47 - Quizvraag
De bomen zijn dood ... het zo hard gevroren heeft.
A
omdat
B
hoewel
C
doordat
D
tenzij
Slide 48 - Quizvraag
'doordat' geeft een ... verband aan
A
redengevend
B
oorzaak-gevolg
C
concluderend
D
tegenstellend
Slide 49 - Quizvraag
Hij gaat nu naar huis, ... hij ziek is.
A
doordat
B
op voorwaarde dat
C
omdat
D
hoewel
Slide 50 - Quizvraag
'omdat' geeft een ... verband aan.
A
concluderend
B
redengevend
C
oorzaak-gevolg
D
opsommend
Slide 51 - Quizvraag
Er is sprake van een redengevend verband als iets buiten jouw wil om gebeurt.