Spelling - Werkwoordspelling, hoofdletters en meervouden

Spelling
werkwoordspelling, hoofdletters en meervouden
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Spelling
werkwoordspelling, hoofdletters en meervouden

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les:

* Heb je de spellingregels voor de werkwoordspelling herhaald.
* Weet je wanneer je een hoofdletter gebruikt.
* Kun je de meervoudsvorm van een zelfstandig naamwoord correct schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is de persoonsvorm van de volgende drie zinnen? Sleep het juiste woord naar het juiste nummertje.
1.

2.

3.
1.
2.
3.
Mijn vader
gaf
mij
vijf euro.
Emmanuel
en
Mark
gaan
voetballen.
Heb
jij
het huiswerk
af?

Slide 4 - Sleepvraag

Sleep de omschrijving naar het juiste begrip.
Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Infinitief
Onvoltooid deelwoord
Vdw als bijvoeglijk naamwoord
Gebruik je altijd na 'te'.
Kan in de verleden en tegenwoordige tijd staan.
Hele werkwoord + d
Zo kort mogelijk
Begint vaak met -ge, -be, -ver, -ont.

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is de juiste spelling van het woord? Gebruik de tegenwoordige tijd als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt.

Je (belanden) in de goot.

Slide 6 - Open vraag

Wat is de juiste spelling van het woord? Gebruik de tegenwoordige tijd als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt.

.... (worden) wakker!

Slide 7 - Open vraag

Wat is de juiste spelling van het woord? Gebruik de tegenwoordige tijd als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt.

Marieke had zich echt wel …. (haasten).

Slide 8 - Open vraag

Wat is de juiste spelling van het woord? Gebruik de tegenwoordige tijd als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt.

Ze (branden) gisteren haar vingers!

Slide 9 - Open vraag

Wat is de juiste spelling van het woord? Gebruik de tegenwoordige tijd als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt.

Jacco heeft jarenlang zijn foto’s zelf …. (ontwikkelen).

Slide 10 - Open vraag

Wat is de juiste spelling van het woord? Gebruik de tegenwoordige tijd als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt.

Hij heeft lang .…, maar is ten slotte gegaan. (dubben)

Slide 11 - Open vraag

Wat is de juiste spelling van het woord? Gebruik de tegenwoordige tijd als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt.

Wanneer het een paar weken droog is, ... het gras. (verkleuren)

Slide 12 - Open vraag

Wat is de juiste spelling van het woord? Gebruik de tegenwoordige tijd als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt.

Als je het snapt, (worden) de spelling veel makkelijker.

Slide 13 - Open vraag

Als je moeite hebt met de verlengproef, kun je gebruikmaken van een ezelsbruggetje: 't ex-kofschip.

In het volgende filmpje wordt uitgelegd hoe dit ezelsbruggetje werkt.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Typ de onderstaande zin over. Zet hoofdletters op de juiste plaatsen.

‘s middags kregen de leerlingen van het noordercollege les van mevrouw de greef.

Slide 17 - Open vraag

Typ de onderstaande zin over. Zet hoofdletters op de juiste plaatsen.

wij gaan in september naar zuid-duitsland om daar het zwarte woud te verkennen.

Slide 18 - Open vraag

Typ de onderstaande zin over. Zet hoofdletters op de juiste plaatsen.

8 procent van de leerlingen wilde niet mee naar het rijksmuseum.

Slide 19 - Open vraag

Typ de onderstaande zin over. Zet hoofdletters op de juiste plaatsen.

lust je nog een glaasje rivella?

Slide 20 - Open vraag

Typ de onderstaande zin over. Zet hoofdletters op de juiste plaatsen.

op vaderdag gaan we met ons gezin naar restaurant goesting.

Slide 21 - Open vraag

Typ de onderstaande zin over. Zet hoofdletters op de juiste plaatsen.

mijn opa is trots op zijn nieuwe volvo.

Slide 22 - Open vraag

Typ de onderstaande zin over. Zet hoofdletters op de juiste plaatsen.

godsdienstleraar willem ter veen vertelde dat veel van onze uitdrukkingen uit de bijbel komen.

Slide 23 - Open vraag

Typ de onderstaande zin over. Zet hoofdletters op de juiste plaatsen.

‘t wordt helemaal niks met mijn concentratie nu het al bijna zomervakantie is.

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Video


Wat is het meervoud van 'gebouw'?
Uitleg
Het meervoud van gebouw is gebouwen. We schrijven het met een enkele -w, omdat de klank niet verandert.
A
Gebouw
B
Gebouws
C
Gebouwwen
D
Gebouwen

Slide 26 - Quizvraag


In welk rijtje zijn alle meervouden goed gespeld?
Uitleg -f
- De -f van brief verandert in het meervoud in een v.
- De -f van hiëroglief blijft in het meervoud staan. Het komt van het Franse hiéroglyphique.
Uitleg -e
- Zowel groente als gewoonte, twee woorden die eindigen op -e, hebben twee meervouden.
A
briefen / hiërogliefen / groenten / gewoontes
B
brieven / hiëroglieven / groentes / gewoontes
C
brieven / hiërogliefen / groenten / gewoonten
D
briefen / hiëroglieven / groentes / gewoonten

Slide 27 - Quizvraag


In welk rijtje zijn beide woorden incorrect?
Uitleg
Denk aan de klemtoon:
Industrie --> industrieën
Slechterik --> slechteriken
A
slechterikken / industriën
B
slechteriken / industriën
C
slechterikken / industrieën
D
slechteriken / industrieën

Slide 28 - Quizvraag


In welk rijtje krijgen alle woorden een apostrof om het meervoud te vormen?
Tip
Ga na of de klank verandert wanneer je de -s zonder apostrof aan het woord plakt.
A
loempia / pony / sudoku
B
hobby / paraplu / groente
C
spray / jury / opa
D
etalage / bureau / garage

Slide 29 - Quizvraag

Sleep de woorden met drie meervouden naar dit vakje.
Vakman
Tandarts
Bouwvakker
Brandweerman
Werkman
Leraar

Slide 30 - Sleepvraag

Wat heb je geleerd?

* Je hebt de spellingregels voor de werkwoordspelling herhaald.
* Je weet wanneer je een hoofdletter gebruikt.
* Je kunt de meervoudsvorm van een zelfstandig naamwoord correct schrijven.

Slide 31 - Tekstslide