Spelling vwo1 3.5 les 1

Pak een leesboek en start met lezen 
Instructie spelling
Aan het werk 
timer
10:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Pak een leesboek en start met lezen 
Instructie spelling
Aan het werk 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Spelling les 1 
Doel van de les:

Je kunt werkwoorden in de verleden tijd op de juiste manier schrijven. 



Slide 2 - Tekstslide

Theorie

Slide 3 - Tekstslide

Aan de slag
Maak eerst de instapopdracht. 
Ga naar de digitale methode - Hoofdstuk 3 - Onderdeel spelling - Opdracht 1 en 2. 
 0-3 fouten - Blauwe route
3-6 fouten - Oranje route
meer dan 6 fouten - Groene route 

Slide 4 - Tekstslide

Route 1
Route 1: Maken opdracht 3,4 (spelling hoofdstuk 3)

Klaar?
Test jezelf / Versterk jezelf 
Maken de opdrachten van morgen
Lezen in je leesboek 

Slide 5 - Tekstslide

Route 2
Maken opdracht 4 (spelling hoofdstuk 3).
 Eén onderzoeksopdracht (zie 2 slides verder)

Klaar? 
Test Jezelf / Versterk jezelf 
Maken de opdrachten van morgen
Lezen in je leesboek 

Slide 6 - Tekstslide

Route 3
Twee onderzoeksopdrachten (zie volgende slide)
Test Jezelf 

Klaar?
Maken de opdrachten van morgen
Lezen in je leesboek  

Slide 7 - Tekstslide

Onderzoeksopdrachten spelling


Opdracht 1 Onmogelijke meervoudsvormen
a Sommige woorden hebben geen meervoudsvorm. Bedenk drie woorden waarbij je geen meervoudsvorm kunt formuleren.
b Kun je ook woorden bedenken die geen enkelvoudsvorm hebben?
c Probeer de regel te omschrijven die hoort bij de bijzondere woorden uit opdracht a en b.
d Kun je bij deze woorden zeggen: ze hebben geen enkelvouds- en geen meervoudsvorm? Leg je antwoord uit.


Onderzoeksopdracht 2 Een aantal
a Welke zin is correct?
 A Een aantal tassen stond in de etalage
 B Een aantal tassen stonden in de etalage
b Welke zin is correct?
 A Een paar schoenen staat in de gang
 B Een paar schoenen staan in de gang
c Kijk opdracht 2a en b na.
d Probeer de regel te omschrijven die bij aantal en paar bepaalt of je enkelvoud of meervoud moet gebruiken. Je mag overleggen of internet gebruiken.
e Ken je nog meer woorden die soms enkelvoud zijn en soms meervoud?

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 3 Rijden en houden
a Is houden een sterk of een zwak werkwoord?
b Noteer de mogelijke vormen tegenwoordige tijd van het werkwoord houden.
c Welke zin is correct?
 A Ik hou van jou
 B Ik houd van jou
d Overleg met een klasgenoot of zoek op internet op wat de correcte vervoegingen zijn van het werkwoord houden.
e Ken je nog een werkwoord waarmee hetzelfde aan de hand is?

Slide 9 - Tekstslide

Maak een zin in de verleden tijd. Begin de zin met een hoofdletter, eindig met een punt.
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

Dit vind ik nog een lastig werkwoord om te vervoegen.
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag