Spelling vwo1 3.5 les 2

Pak een leesboek en start met lezen 
Bingo
Instructie spelling
Aan het werk 
timer
10:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Pak een leesboek en start met lezen 
Bingo
Instructie spelling
Aan het werk 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Baby’s
Beëindigen
Cafés
Conciërge
Coöpereren
Crèche
Crème
Déjà vu
Enquête
Glas-in-lood


Misère
Non-verbaal
Patiënt
Poëzie
Reëel
Reünie
Scène
Time-out
Volière
Variëren


Slide 2 - Tekstslide

Spelling les 2 
Doel van de les:

Je kunt meervouden van zelfstandige naamwoorden op de juiste manier schrijven. 


Slide 3 - Tekstslide

Theorie meervouden
Let op de klemtoon
idee - ideeën 
bacterie - bacteriën

Politicus wordt politici / politicussen 

Slide 4 - Tekstslide


Kies de goede vorm
A
oliën
B
olieën

Slide 5 - Quizvraag


Kies de goede vorm:

A
fobiën
B
fobieën

Slide 6 - Quizvraag


Kies de goede vorm:

A
financiën
B
financieën

Slide 7 - Quizvraag


Kies de goede vorm:

A
intercitys
B
intercity's
C
intercities

Slide 8 - Quizvraag


Kies het beste antwoord:

A
musea
B
museums
C
mag allebei
D
allebei fout

Slide 9 - Quizvraag


Kies de goede vorm:
A
braderieën
B
braderiën

Slide 10 - Quizvraag

Route 1
Route 1: Maken opdracht 6, 8, test jezelf

Klaar?
Test jezelf / Versterk jezelf 
Maken de opdrachten van morgen
Lezen in je leesboek 

Slide 11 - Tekstslide

Route 2
Maken opdracht 8. Twee onderzoeksopdrachten (kijk twee slides verder), Test jezelf

Klaar? 
Test Jezelf / Versterk jezelf 
Maken de opdrachten van morgen
Lezen in je leesboek 

Slide 12 - Tekstslide

Route 3
Maken: Drie onderzoeksopdrachten (zie volgende slide)
Test Jezelf 

Klaar?
Maken de opdrachten van morgen
Lezen in je leesboek  

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 
Onderzoeksopdrachten spelling 

1 Onmogelijke meervoudsvormen
a Sommige woorden hebben geen meervoudsvorm. Bedenk drie woorden waarbij je geen meervoudsvorm kunt formuleren.
b Kun je ook woorden bedenken die geen enkelvoudsvorm hebben?
c Probeer de regel te omschrijven die hoort bij de bijzondere woorden uit opdracht a en b.
d Kun je bij deze woorden zeggen: ze hebben geen enkelvouds- en geen meervoudsvorm? Leg je antwoord uit.


2 Een aantal
a Welke zin is correct?
 A Een aantal tassen stond in de etalage
                      
B Een aantal tassen stonden in de etalage 
b Welke zin is correct?
A Een paar schoenen staat in de gang
                        
B Een paar schoenen staan in de gang 
c Kijk opdracht 2a en b na.
d Probeer de regel te omschrijven die bij aantal en paar bepaalt of je enkelvoud of meervoud moet gebruiken. Je mag overleggen of internet gebruiken.
e Ken je nog meer woorden die soms enkelvoud zijn en soms meervoud?




Slide 14 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 
Onderzoeksopdrachten spelling 

Opdracht 3 Rijden en houden
a Is houden een sterk of een zwak werkwoord?
b Noteer de mogelijke vormen tegenwoordige tijd van het werkwoord houden.
c Welke zin is correct?
 A Ik hou van jou
 B Ik houd van jou
d Overleg met een klasgenoot of zoek op internet op wat de correcte vervoegingen zijn van het werkwoord houden.
e Ken je nog een werkwoord waarmee hetzelfde aan de hand is?





Slide 15 - Tekstslide

Deze fout maak ik nog met meervouden.
timer
1:00

Slide 16 - Open vraag