In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
In welke sector is DSM actief?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 1 - Quizvraag
Hoe produceert een timmerman?
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief
Slide 2 - Quizvraag
Vrijwilligerswerk behoort tot de productie in enge zin.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Een shirt kost 21,50 exclusief BTW. Hoeveel betaal je aan de kassa?
A
€26,02
B
€27,95
C
€4,55
D
€26,01
Slide 4 - Quizvraag
Welk bedrijf opereert in de primaire sector?
A
Kinderkledingzaak Kleintjes
B
Visserij Vaartjes
C
Wasserette Schoonmans
D
Chocoladefabriek Sjaakie
Slide 5 - Quizvraag
Noem de productiefactoren
A
Arbeid Natuur en Kapitaal
B
Arbeid Natuur Kapitaal en Ondernemerschap
C
Arbeid Natuur en Kapitaalgoederen
D
Arbeid Natuur Kapitaalgoederen en Ondernemerschap
Slide 6 - Quizvraag
De badkamer poetsen voor je moeder is werk in de:
A
informele sector
B
formele sector
Slide 7 - Quizvraag
Een medewerker produceert in 2014 2.300 stuks per maand. Door aanschaf van een machine loopt de productie per medewerker op naar 2.450 stuks per maand. Met hoeveel procent is de arbeidsproductiviteit toegenomen?
A
9,57%
B
7,32%
C
6,52%
D
10,21%
Slide 8 - Quizvraag
Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
arbeidsvoorwaarden
C
arbeidsverdeling
D
productiefactoren
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde voor het stijgen van de werkgelegenheid?
Bereken de afschrijving van een nieuwe bestelauto: De auto kost nieuw €25.000, je rijdt er 5 jaar in. Voor de auto bestelauto krijg je nog €7.500 terug.
A
€5.000
B
€6.500
C
€3.500
D
€4.250
Slide 11 - Quizvraag
Een bedrijf produceert 30.000 frikadellen. Er werken 25 mensen in de fabriek en 5 op kantoor. Bereken de arbeidsproductiviteit.
A
1.200
B
750
C
1.000
D
6.000
Slide 12 - Quizvraag
Hoe beïnvloedt concurrentie de arbeidsproductiviteit?
A
doordat je sneller en beter gaat produceren neemt de arbeidsproductiviteit af
B
doordat je beter wil zijn dan je concurrenten, gaat dat vanzelf
C
doordat je beter wil zijn dan je concurrent blijft de arbeidsproductiviteit gelijk
D
doordat je de concurrentie voor wilt blijven, ga je sneller en beter produceren en neemt de arbeidsproductiviteit toe
Slide 13 - Quizvraag
Waarom verplaatsen veel bedrijven hun productie naar Oost-Europa of Azië?
A
daar zijn de lonen lager
B
daar is de kwaliteit beter
C
daar werken de mensen harder
D
ze vinden verhuizen leuk
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het grootste voordeel van arbeidsverdeling?
A
door taken te verdelen wordt het nooit saai
B
door taken te verdelen heb je een planner nodig
C
door taken te verdelen kun je meer mensen in dienst nemen
D
door taken te verdelen kun je sneller en beter produceren
Slide 15 - Quizvraag
Welke formule gebruik je bij een procentuele verandering?