Met een aanwijzend voornaamwoord (av) kun je iets of iemand aanwijzen.
- deze keer, die docent, dit taartje, dat grapje
Meestal gebruik je een aanwijzend voornaamwoord bijvoeglijk, het staat dan voor een zelfstandig naamwoord.
Voor een het-woord staat dit of dat: dit proefwerk, dat opstel.
Voor een de-woord staat deze of die: die hoek, deze vrouw, die scholen, deze opstellen.
Andere aanwijzende voornaamwoorden zijn: zo’n, zulke en dergelijke.
Dit, dat, die en deze kun je ook zelfstandig gebruiken. Er staat dan geen zelfstandig naamwoord achter. Het wijst terug naar iets wat eerder genoemd is.
Dat was leuk! Kun je dit nog een keertje doen?
Mooie sneakers, die wil ik ook! Je kunt deze wel van me overnemen, ze zijn mij te klein.