K 3 Les 1

K 3 Les 1
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsSecondary Education

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

K 3 Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Herzlich wilkommen!
Was machen wir heute? 
  • Wortschatz
  • Hören
  • Montagsmaler

Lernziel:
  • Du kennst mindestens 4 Wörter aus der Lernliste 
  • Du kannst Informationen aus einem Reiseprogramm verstehen


Slide 3 - Tekstslide

Unterwegs
Welche Wörter brauchen wir?

Slide 4 - Tekstslide

Wortschatz
Was?
Seite 98-97 Aufgabe 3a-6
Wie?
allein oder zu zweit
Wie lange?
8 Minuten
Hilfe?
Schau ins Buch Seite  128
Fertig?
Aufgabe 3b - Wörterliste Seite 128 
timer
8:00

Slide 5 - Tekstslide

Hören
Seite 100 
Aufgabe 11, 12

zusammen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Montagsmaler

Slide 8 - Tekstslide

Hausaufgaben
Wörter lernen:

Seite 128 bis
het vliegveld- der Flughafen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn hulpwerkwoorden die in een zin een extra lading aan een ander werkwoord geven.
Ik kan goed schaatsen, ik moet werken, mag ik iets vragen?
In het Duits zijn dit de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 12 - Tekstslide

können
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen
dürfen
mogen, toestemming hebben 
weten
kunnen
aardig vinden
lusten
leuk vinden
willen
moeten 
( wil ander)
moeten 
( noodzaak)
moeten 
( mening vragen)

Slide 13 - Sleepvraag

mogen, toestemming
kunnen
houden van
moeten
moeten,zullen
willen

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 1
Was weißt du noch?

Slide 15 - Tekstslide

De tweede letter verandert in het enkelvoud naar welke letter?

dürfen, können, mögen
Dure konijnen mogen aaien
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 16 - Quizvraag

De tweede letter van het werkwoord müssen verandert in het enkelvoud ook.

Naar welke?
Mus uitlaten
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 2
Zoek de goede vorm

Slide 19 - Tekstslide

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 20 - Quizvraag

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 21 - Quizvraag

Weißt du, ob er Pizza ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 22 - Quizvraag

Frau Bechinka, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 23 - Quizvraag

Zoek de juiste vormen van het werkwoord mögen bij elklaar!
ich              du            er sie es         wir                ihr            sie Sie
ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
magst
mag
mögen
mögen
mögt
mag

Slide 24 - Sleepvraag

Was ________ ich tun?
(Meinung fragen)
A
muss
B
kann
C
soll
D
will

Slide 25 - Quizvraag

Kleine Kinder _______ gerne Schokolademilch.
mögen

Slide 26 - Open vraag

Er ________ keine Freunde sehen.
dürfen

Slide 27 - Open vraag

Was ______ ihr morgen machen?
wollen

Slide 28 - Open vraag

Ich ____ weg, denn der Zug fährt bald!
A
muss
B
soll
C
müsse
D
solle

Slide 29 - Quizvraag

Hoe goed begrijp je de grammatica van de modale werkwoorden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video