Les 1: De regels van het spel

Les 1
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare school

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link


Wat gaan we doen
in
deze lessenserie

Les 1: Uitleg en doel van een debat
einde van de les, namen van de debaters

Les 2: Oefenen, Het Ballon Debat

Les 3: Voorbereiden op het historische debat     De Koude Oorlog

Les 4: Het debat De Koude Oorlog

Les 5: Evalueren en feedback

Slide 3 - Tekstslide

Doel van een debat
1. Je leert voor een groep te spreken

2. Je leert luisteren

3. Je leert beargumenteren

4. Je leert inleven in een ander

5. Door de voor- en tegenargumenten aan te horen, ontstaan nieuwe inzichten

Slide 4 - Tekstslide

Is een debat een discussie?
Nee

Slide 5 - Tekstslide

Verschil discussie en
een debat

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video



Verschil tussen discussie en een debat
Discussie

    Heb je meerdere keren per dag
    Ontstaat omdat je het met iemand oneens bent
    Je wilt iemand overtuigen via argumenten
    Dat kan wel en niet lukken of er ontstaat een compromis


Debat

    Een debat organiseer je
    Rond een specifiek onderwerp
    Iedereen weet dat je het met elkaar oneens bent
    Je hebt voor en tegenstanders
    Je overtuigt niet elkaar maar een derde partij, publiek, rechters of jury

Slide 8 - Tekstslide

Dus: een debat is geen discussie
Een debat wordt georganiseerd over een specifiek onderwerp

Er doen sprekers aan mee van wie je van tevoren weet dat ze het met elkaar oneens zijn over dat onderwerp.

Zij worden verdeeld in voor- en tegenstanders.

Ook worden vooraf een aantal spelregels afgesproken.

Bijvoorbeeld dat het debat maximaal twee uur duurt.

Slide 9 - Tekstslide



Debatten gaan altijd
over onderwerpen waar de waarheid in het midden ligt


Niemand heeft 100% gelijk

Bijvoorbeeld stoppen van roken in de horeca

Rokerslobby en Horeca Nederland vinden dit onaanvaardbaar

Anti-rokers lobby en regering vinden het gevaar voor gezondheid

Slide 10 - Tekstslide


een debat:
gaat altijd over een stelling of een standpunt

  • Meningen verschillen hierover

  • De stelling is altijd bedacht door de organisator

  • Bestaat uit teams, aangewezen door de organisator

  • Je verdedigt als team, niet als persoon

  • Degene die wint is het meest overtuigend  geweest in het debat

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een stelling?
  •  Een stelling bestaat uit één zin en is dus kort en krachtig.

  •   Een stelling is nooit een vraag.

  •  De stelling moet gaan over iets waar zowel voor- als tegenstanders argumenten voor kunnen bedenken.

  •   Een stelling moet prikkelend zijn

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Een argument is:
waarom je iets vindt.
Hoe kom je tot een argument ?
Door vragen te stellen

  1.   Over welk probleem gaat de stelling? Is   dat een erg probleem?
  2. Wat zijn de voor- of nadelen?
  3.   Wie zijn er bij de stelling betrokken en wat voor effect heeft de stelling op die mensen?


Slide 14 - Tekstslide

Wie doen er mee aan een debat?
  • De gespreksleider, is de baas

  • de jury bepaalt wie heeft gewonnen

  • Twee teams die debatteren

  • de time keeper houdt de tijd in de gaten

Slide 15 - Tekstslide


De jury

  •   De jury bepaalt wie het debat gewonnen heeft.

  •    De jury beoordeelt op argumentatie en de presentatie
  • En let  speciaal op wie het meest overtuigend was in het debat


Let op de regels:

  • De jury/publiek: applaudisseert na elke speech

  • Jury: beslist wie wint


Voor de juryleden geldt net als voor de debaters een aantal regels waar ze zich aan moeten houden.

  • De eigen mening van de jury mag geen rol spelen

  • De juryleden mogen hun eigen mening over de stelling niet laten meewegen bij de beoordeling van een debat.

  • Een jurylid moet doen alsof hij er geen mening over heeft, zodat de voorstanders en tegenstanders evenveel kans krijgen om het debat te winnen.

  • Wat niet gezegd is, telt ook niet mee




Slide 16 - Tekstslide

Gespreksleider
De gespreksleider is de baas van het debat.
Hij of zij introduceert de teams en de stelling.

Een gespreksleider is onpartijdig maar zorgt er voor dat alle partijen voldoende aan het woord komen.
Ook wordt het debat door de gespreksleider gestuurd.
Wanneer er veel wordt afgeweken van de stelling is het de taak van de gespreksleider het debat terug te brengen naar het eigenlijke onderwerp.


Slide 17 - Tekstslide

De timekeeper
 Voor elk debat is ook een ‘timekeeper’ nodig. Dat is iemand die de tijd bijhoudt en steeds aangeeft hoeveel tijd er nog over is.
Je hebt daarvoor natuurlijk wel een stopwatch nodig

Tijdens de reactiefase geeft hij per minuut aan hoeveel minuten er nog over zijn door dat aantal vingers op te steken.
Als er in een bepaalde fase nog één minuut te gaan is, steekt de timekeeper één vinger in de lucht,
en wanneer er nog een halve minuut over is, geeft de timekeeper dit aan door het gebaar te maken dat hieronder op de foto’s staat.

De laatste tien seconden telt hij met zijn vingers in de lucht af en als de tijd om is, luidt hij de bel. Wanneer de bel klinkt, mag de laatste spreker zijn zin nog afmaken en moet dan stoppen met zijn verhaal.

Slide 18 - Tekstslide

Time keeper

Slide 19 - Tekstslide

Er zijn ook fatsoensregels
    Je laat een ander altijd uitspreken


    Je spreekt tegen jury en publiek


    Speelt niet op de man


    Luistert naar elkaar

Slide 20 - Tekstslide



Voorbeelden
van een debat
Een verkiezingsdebat

de partijen willen de kiezers overtuigen om op hun te stemmen




 Een rechtszaak

twee advocaten in de rechtbank,
 die de rechter willen overtuigen dat hun cliënt gelijk heeft

Slide 21 - Tekstslide

0

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Les 1
Een kleine quiz

Slide 24 - Tekstslide

3 minuten de tijd om:
  • Zelfmaken

  • Klaar?

  • Je mag je antwoorden bespreken met je buurman

  • klassikaal

Slide 25 - Tekstslide

In een debat overtuig je....?
A
jezelf
B
de tegenstander
C
de jury
D
het publiek

Slide 26 - Quizvraag

Wat is niet waar bij een discussie?

A
die heeft een spontaan begin en einde
B
je overtuigt elkaar
C
het is formeel
D
die heeft een spontaan onderwerp

Slide 27 - Quizvraag

Bij een debat weten de sprekers van te voren .....
dat ze het met elkaar oneens zijn
A
wel
B
niet

Slide 28 - Quizvraag

Debatteren gaat bijna altijd over onderwerpen waar...
waarheid over bestaat
A
wel een
B
geen

Slide 29 - Quizvraag

Evalueren


Kun je aangeven welke vraag je moeilijk vond?

Slide 30 - Tekstslide

Zelfwerken
Doel: je gaat leren wat een argument is

Lees eerst goed de theorie

Maak de opdracht eerst alleen
Daarna samen met je buurman/vrouw

Dan: samen evalueren

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Evaluatie
Wat ging goed/Wat ging minder?



na de evaluatie
Bekendmaking van de debaters

Slide 44 - Tekstslide

Huiswerk

Ballon opdracht
debaters: kiezen personage
Jury: schema bekijken en lezen feedback
(staat bij bronnen)

Tip: zonder voorbereiding win je niet

Slide 45 - Tekstslide