X-chromosomaal en klonen

X-Chromosomale kruisingen & klonen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

X-Chromosomale kruisingen & klonen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt beschrijven dat katten informatie over de vachtkleur doorgeven via de geslachtschromosomen.
  • Je kan gevolgen voor eigenschappen die op het X-Chromosoom beschrijven.
  • Je kunt methoden beschrijven om organismen te klonen en uitleggen wat de functie van klonen is.

Slide 2 - Tekstslide

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van de bevruchting.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

In de kern van een cel van een kat zitten 19 chromosomen.
Deze cel is een geslachtscel.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen zitten er in de kern van een eicel van de mens?
A
15
B
23
C
30
D
46

Slide 5 - Quizvraag

1. Een gen is een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap.

2. Elk chromosoom bevat 1 gen.


A
beide waar
B
beide niet waar
C
1 waar 2 niet waar
D
1 niet waar 2 waar

Slide 6 - Quizvraag

1. Een geslachtscel bevat 46 chromosomen.
2. De eicel bevat erfelijke eigenschappen van de moeder
A
1: waar 2: niet waar
B
1: niet waar 2: waar
C
beide waar
D
beide niet waar

Slide 7 - Quizvraag

1 Genen in een huidcel zijn gelijk aan de genen in de bevruchte eicel
2. Genen in lichaamscellen komen voor in paren.
A
beide waar
B
beide niet waar
C
1 waar 2 niet waar
D
1 niet waar 2 waar

Slide 8 - Quizvraag

De Geslachtschromosomen
! Alle chromosomen hebben soms een X-vorm en soms een l vorm!

Slide 9 - Tekstslide

Het X-Chromosoom
  • Chromosoom 23
  • Normale afmeting
  • 1000 allelen
  • niet-geslachtsbepalende eigenschappen
  • Mannen + vrouwen hebben een actieve.

Slide 10 - Tekstslide

Het Y-Chromosoom
  • Kleinste chromosoom
  • 100 allelen
  • Coderen voor man-zijn
  • Exclusief in mannen

Slide 11 - Tekstslide

BOEIEND..?

Slide 12 - Tekstslide

Welk cijfer staat hier rechts?
A
8
B
5
C
9
D
7

Slide 13 - Quizvraag

Mag ik dit hier links doen in de klas?
A
Ja, natuurlijk.
B
Nee, foei.
C
Alleen tegen bepaalde docenten.
D
Alleen als de docent het niet ziet.

Slide 14 - Quizvraag

Kleurenblindheid.
  • Het allel waarmee je rood/groen onderscheidt ligt op het X-Chromosoom.
  • Dat heeft vooral voor mannen een onverwacht gevolg.

Slide 15 - Tekstslide

Denk mee..
  • Het gen voor kleurenblindheid is recessief en is X-Chromosomaal.
  • Een kleurenblinde man en een homozygoot (niet-kleurenblinde) vrouw krijgen een kind.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de kans op kleurenblinde kinderen?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

  • Het gen voor kleurenblindheid is recessief en is X-Chromosomaal.
  • Een kleurenblinde man en een heterozygoot (niet-kleurenblinde) vrouw krijgen een kind.

Slide 19 - Tekstslide

Hoeveel procent van de nakomelingen is kleurenblind?
A
25% alleen de mannen
B
25% alleen de vrouwen
C
50% mooi verdeeld
D
100% zowel mannen als vrouwen

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

  • Het gen voor kleurenblindheid is recessief en is X-Chromosomaal.
  • Een kleurenziende man en een heterozygoot (niet-kleurenblinde) vrouw krijgen een kind

Slide 22 - Tekstslide

Hoeveel procent van de nakomelingen is kleurenblind?
A
0%
B
25% alleen de vrouwen
C
25% alleen de mannen
D
50% mannen en vrouwen

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

  • Het gen voor kleurenblindheid is recessief en is X-Chromosomaal.
  • Een kleurenziende man en een kleurenblinde vrouw krijgen een kind

Slide 25 - Tekstslide

Hoeveel procent is kleurenblind?
A
Niemand
B
alleen de vrouwen
C
Alleen de mannen
D
Iedereen

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Conclusie:
Mannen hebben vaker last van X-chromosmale afwijkingen

  • Hemofilie (bloederziekte)
  • Ziekte van Duchenne (spierdystrofie)
  • Ichtyosis (verhoorningsstoornis

Slide 28 - Tekstslide

Lapjeskat
Lapjeskatten hebben een vacht met witte en rode en zwarte vlekken. Het gen voor een vacht met witte vlekken is autosomaal, het gen voor rode of zwarte vacht ligt op het X-chromosoom. Bij het tot stand komen van de zwarte en rode vlekken speelt het X-chromosoom een rol.

Slide 29 - Tekstslide

Lapjeskat/ schildpadkleur = altijd vrouw
katers zijn rood, of zwart
X zwart Y of X rood Y
X zwart    X rood

Slide 30 - Tekstslide

Lapjeskat
Xzw
Xr
Xzw
XzwXzw
XzwXr
Y
XzwY
XrY

Slide 31 - Tekstslide

Klonen
Een kloon is een organisme dat hetzelfde genotype heeft als een ander individu.

Slide 32 - Tekstslide

Bij stekken groeit er uit een stuk van een plant weer een nieuwe plant. (HEEFT HETZELFDE GENOTYPE)
Stekken

Slide 33 - Tekstslide

Embryosplitsing
Dieren kun je ook klonen, bijvoorbeeld door embryosplitsing. Bij runderen wordt embryosplitsing toegepast als een bevruchte eicel zich een paar keer heeft gedeeld. Het klompje cellen wordt gesplitst in kleinere klompjes cellen. Daarna wordt elk klompje cellen in de baarmoeder van een draagkoe geplaatst. Daar groeit elk klompje cellen uit tot een kalf. Omdat alle kalveren zijn ontstaan uit dezelfde bevruchte eicel, hebben ze allemaal dezelfde erfelijke eigenschappen.

Slide 34 - Tekstslide

Celkerntransplantatie
Celkerntransplantatie is een andere manier van klonen. Bij een koe met gunstige eigenschappen (een zogenoemde superkoe) wordt uit een lichaamscel de celkern verwijderd. Uit een andere koe wordt een eicel gehaald. Uit deze eicel wordt de celkern verwijderd. In een laboratorium wordt de celkern van de superkoe in de kernloze eicel van de andere koe gebracht. Door celdeling ontstaat een klompje cellen. Zo’n klompje cellen wordt ingebracht (geïmplanteerd) in de baarmoeder van een draagkoe. In de baarmoeder van de draagkoe groeit het klompje cellen uit tot een kalf. Het kalf is dan genetisch hetzelfde als de superkoe.

Slide 35 - Tekstslide

Klonen in de medische wereld

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de opdrachten van basisstof 9 en 10.
Klaar? Begin met mindmappen.
Ik heb ook oefenmateriaal voor kruisingen, dat mag ook.

Slide 37 - Tekstslide