rekenen 3,4,8,11
1 / 22
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
De internationale concurrentiepositie wordt beïnvloed door .........
A
de wisselkoersen , progressieve belastingen
B
het bbp, voorzieningen in het land
C
het loonniveau, de inflatie, de arbeidsproductiviteit
D
de arbeidsproductiviteit, de wisselkoersen, het bbp
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de valuta?
A
De vlag van een land.
B
Het eten van een land.
C
De taal van een land.
D
Geldsoort van een land.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een wisselkoers?
A
geeft geen verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan
B
geeft de verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan
C
geeft de verhouding tussen de euro en euro aan
D
geeft de verhouding tussen de valuta en valuta aan
Slide 7 - Quizvraag
Internationale concurrentiepositie is:
A
goedkoper produceren dan andere landen
B
Sneller te kunnen produceren.
C
Beter en goedkoper te kunnen produceren dan andere landen
D
een slechte zaak
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Antwoord A
A
71,3
B
71,4
C
71,2
D
71,5
Slide 10 - Quizvraag
Antwoord B
A
42,6%
B
41,6%
C
42,5%
D
42,7%
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Antwoord A
A
€28683.66
B
€28683.65
C
€28683.67
D
€28683.68
Slide 16 - Quizvraag
Antwoord B
A
41.8%
B
41.7%
C
41.6%
D
41.9%
Slide 17 - Quizvraag
Antwoord C
A
€12348.14
B
€12348.13
C
€12348.15
D
€12348.16
Slide 18 - Quizvraag
Antwoord D
A
38.6%
B
38.7%
C
38.8%
D
38.9%
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Antwoord A
A
0.4642
B
0.4645
C
0.4643
D
0.4644
Slide 21 - Quizvraag
Antwoord B
A
1.2902
B
1.2904
C
1.2903
D
1.2905
