In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Wanneer?
-als het meewerkend voorwerp is
-als het vooraf gegaan wordt door de voorzetsels:
mit, nach, bei, seit, von, zu, aus
Ich schicke meinem Vater Blume. Ich schicke .... Blume
Ich habe es deiner Freundin gesagt. Ich habe es ..... gesagt.