4Basis en Kader - voorbereiden H7 SE

Hoofdstuk 7 - transport
Klas 4 - Basis en Kader
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7 - transport
Klas 4 - Basis en Kader

Slide 1 - Tekstslide

Repetitie H7 - voorbereiden
7.1 het bloed
7.2 de bloedsomloop
7.3 de bloedvaten
7.4 het hart
7.5 bloedvaten tijdens de zwangerschap
7.6 hart en vaatziekten (alleen kader)

Slide 2 - Tekstslide

7.1 Bloed
Bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. 
- Rode bloedcellen > geven de rode kleur, vervoert zuurstof.
- Witte bloedcellen > schakelen ziekteverwekkers uit. 
- Bloedplaatjes > maken wondjes dicht.
Bloed heeft vier taken > vervoer, tempratuur, bescherming, wondjes dichtmaken
Wanneer je inspant: ga je sneller ademen, hart sneller kloppen, bloed stroomt sneller en bloedvaten worden wijder. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de taak van rode bloedcellen?
A
Lichaam op tempratuur houden
B
Beschrijden ziekteverwekkers
C
Zorgen voor bloedstolling
D
Vervoeren zuurstof

Slide 4 - Quizvraag

Welke bloedcellen beschermen je lichaam tegen ziekteverwekkers?
A
Bloedplasma
B
Witte bloedcellen
C
Rode bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 5 - Quizvraag

Bloedplaatjes zorgen voor bloedstolling. Zet de volgende zinnen in de goede volgorde:
1: Draden en bloedcellen drogen op tot een korstje.
2: Bloedplaatjes maken kleverige draden.
3: Als de huid genezen is, valt het korstje eraf.
4: In die draden blijven rode bloedcellen hangen.

Slide 6 - Open vraag

Bij inspanning hebben spiercellen een snellere aanvoer van zuurstof en glucose nodig voor verbranding.
Schrijf de juiste formule van verbranding op.

Slide 7 - Open vraag

Bij wie gebeurt het soms dat er niet genoeg zuurstof wordt vervoert?
A
Bij mensen die veel alcohol drinken
B
Bij mensen met bloedarmoede
C
Bij mensen die ongezond eten
D
Bij mensen die roken

Slide 8 - Quizvraag

7.2 Bloedsomloop
Een bloedsomloop begint altijd bij het hart.
Kleine bloedsomloop: hart-longen-hart
Grote bloedsomloop: hart-alle organen in je lichaam-hart
Drie soorten bloedvaten:
- Slagaders: Vervoeren bloed van het hart naar de organen. Kloppen mee met hartslag
- Haarvaten: Vervoeren bloed door de organen
- Aders: Vervoeren bloed van de organen naar het hart. Kleppen voorkomen terugstromen

Slide 9 - Tekstslide

Bij welk type bloedvat past de volgende zin:
'Een bloedvat met een zeer dunne wand'
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 10 - Quizvraag

Bij welk type bloedvat past de volgende zin:
'Een bloedvat die bloed vanaf het hart NAAR organen vervoert'.
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 11 - Quizvraag

Bij welk type bloedvat past de volgende zin:
'Een bloedvat dat op meerder plaatsten kleppen heeft'.
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Vul hieronder de score van de oefening in. Hoeveel goed?

Slide 14 - Open vraag

Met de dubbele bloedsomloop wordt de kleine en grote bloedsomloop samen bedoeld
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 15 - Quizvraag


nr. 4

(het streepje onderaan)
1
2
3
4
5
6
A
zuurstofrijk
B
kleine bloedsomloop
C
grote bloedsomloop
D
de dubbele bloedsomloop

Slide 16 - Quizvraag

7.4 Het hart 
Het bestaat uit vier ruimtes: een linker- en een rechterboezem > zitten boven in je hart
                                                            een linker- en een rechterkamer.
Links = Rechts en Rechts = Links
De linkerboezem en linkerkamer bevatten zuurstofRIJKbloed
De rechterboezem en rechterkamer bevatten zuurstofARMbloed
- Hartkleppen tussen boezems en kamers
- Halvemaan vormige kleppen aan het begin van de slagaders.


Slide 17 - Tekstslide

7.4 Het hart 
Een hartslag bestaat uit drie fases:
1. Boezems trekken samen > bloed naar kamers, hartkleppen open
2. Kamers trekken samen > bloed naar slagaders, slagaderkleppen open
3. Hartpauze > de hartspier ontspant, de boezems lopen vol bloed. 

Als de kransslagaders verstopt raken, kun je een hartinfarct krijgen. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Vul hieronder de score van de oefening in. Hoeveel goed?

Slide 20 - Open vraag

7.5 bloedvaten in de zwangerschap

Slide 21 - Tekstslide

Bekijk de navelstreng.
De bloedvaten 1 en 2 bevatten zuurstofarm bloed, bloedvat 3 bevat zuurstofrijk bloed.
Horen de bloedvaten 1 en 2 bij de moeder?

A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Sven eet gezond en rookt niet. Matthijs heeft overgewicht. Hij steekt af en toe een sigaret op. Bij wie is de kans op een hartinfarct het grootst? Leg je antwoord uit?

Slide 23 - Open vraag

7.6 hart en vaatziekten

Slide 24 - Tekstslide

Is 'hart- en vaatziekten' een verzamelnaam voor verschillende ziekten?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heet de stof die zorgt voor hart- en vaatziekten?
A
Zetmeel
B
Cholesterol
C
Suiker
D
Pindakaas

Slide 26 - Quizvraag

Door regelmatig te bewegen verklein je de kans op hart- en vaatziekten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Heb je door roken meer kans op hart- en vaatziekten?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Hebben mensen met een hoge bloeddruk meer kans op hart- en vaatziekten?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

8.2 Afvalstoffen
Uitscheidingsorganen: verwijderen van afvalstoffen uit bloed
1. Longen > uitscheiden van koolstofdioxide en water
2. Lever > afbraak van giftige stoffen en maakt gal
3: Huid > uitscheiden van water en zouten
4: Nieren > uitscheiden van water en zouten
              Opgebouwd uit drie lagen: nierschors, niermerg, nierbekken
              Via urineleiders komt urine vanuit nieren in urineblaas. 

Slide 30 - Tekstslide

Door welk uitscheidingsorgaan wordt koolstofdioxide uitgescheiden
A
Longen
B
Huid
C
Lever
D
Nieren

Slide 31 - Quizvraag

Welk uitscheidingsorgaan breekt gifstoffen van alcohol en medicijnen.
A
Longen
B
Huid
C
Lever
D
Nieren

Slide 32 - Quizvraag

Hoe heet de buis waardoor urine wordt afgevoerd?

Slide 33 - Open vraag

Je bent klaar!
Heb ik alles goed uitgelegd?
Zo niet, vraag gerust om extra uitleg. 

Succes met leren :):):)

Slide 34 - Tekstslide