4Basis - voorbereiden H9

Hoofdstuk 9 - BLOED
Klas 4 - Basis
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 9 - BLOED
Klas 4 - Basis

Slide 1 - Tekstslide

SE H9 - voorbereiden
9.1 Bloed
9.2 Bloed stroomt
9.3 Het hart klopt
9.4 Afvalstoffen
9.5 Alcohol en drugs

Slide 2 - Tekstslide

9.1 Bloed
Bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. 
- Rode bloedcellen > geven de rode kleur, vervoert zuurstof.
- Witte bloedcellen > schakelen ziekteverwekkers uit. 
- Bloedplaatjes > maken wondjes dicht.
Bloed heeft vier taken > vervoer, tempratuur, bescherming, wondjes dichtmaken
Wanneer je inspant: ga je sneller ademen, hart sneller kloppen, bloed stroomt sneller en bloedvaten worden wijder. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de taak van rode bloedcellen?
A
Lichaam op tempratuur houden
B
Beschrijden ziekteverwekkers
C
Zorgen voor bloedstolling
D
Vervoeren zuurstof

Slide 4 - Quizvraag

Welke bloedcellen beschermen je lichaam tegen ziekteverwekkers?
A
Bloedplasma
B
Witte bloedcellen
C
Rode bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 5 - Quizvraag

Bloedplaatjes zorgen voor bloedstolling. Zet de volgende zinnen in de goede volgorde:
1: Draden en bloedcellen drogen op tot een korstje.
2: Bloedplaatjes maken kleverige draden.
3: Als de huid genezen is, valt het korstje eraf.
4: In die draden blijven rode bloedcellen hangen.

Slide 6 - Open vraag

Bij wie gebeurt het soms dat er niet genoeg zuurstof wordt vervoert?
A
Bij mensen die veel alcohol drinken
B
Bij mensen met bloedarmoede
C
Bij mensen die ongezond eten
D
Bij mensen die roken

Slide 7 - Quizvraag

9.2 Bloed stroomt
Een bloedsomloop begint altijd bij het hart.
Kleine bloedsomloop: hart-longen-hart
Grote bloedsomloop: hart-alle organen in je lichaam-hart
Drie soorten bloedvaten:
- Slagaders: Vervoeren bloed van het hart naar de organen. Kloppen mee met hartslag
- Haarvaten: Vervoeren bloed door de organen
- Aders: Vervoeren bloed van de organen naar het hart. Kleppen voorkomen terugstromen

Slide 8 - Tekstslide

Bij welk type bloedvat past de volgende zin:
'Een bloedvat met een zeer dunne wand'
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 9 - Quizvraag

Bij welk type bloedvat past de volgende zin:
'Een bloedvat die bloed vanaf het hart NAAR organen vervoert'.
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 10 - Quizvraag

Bij welk type bloedvat past de volgende zin:
'Een bloedvat dat op meerder plaatsten kleppen heeft'.
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Vul hieronder de score van de oefening in.

Slide 13 - Open vraag

9.3 Het hart klopt
Het bestaat uit vier ruimtes: een linker- en een rechterboezem > zitten boven in je hart
                                                            een linker- en een rechterkamer.
Links = Rechts en Rechts = Links
De linkerboezem en linkerkamer bevatten zuurstofRIJKbloed
De rechterboezem en rechterkamer bevatten zuurstofARMbloed
- Hartkleppen tussen boezems en kamers
- Slagaderkleppen aan het begin van de slagaders.


Slide 14 - Tekstslide

9.3 Het hart klopt
Een hartslag bestaat uit drie fase:
1. Boezems trekken samen > bloed naar kamers, hartkleppen open
2. Kamers trekken samen > bloed naar slagaders, slagaderkleppen open
3. Hartpauze > de hartspier ontspant, de boezems lopen vol bloed. 

Als de kransslagaders verstopt raken, kun je een hartinfarct krijgen. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Vul hieronder de score van de oefening in.

Slide 17 - Open vraag

9.4 Afvalstoffen
Uitscheidingsorganen: verwijderen van afvalstoffen uit bloed
1. Longen > uitscheiden van koolstofdioxide en water
2. Lever > afbraak van giftige stoffen en maakt gal
3: Huid > uitscheiden van water en zouten
4: Nieren > uitscheiden van water en zouten
              Opgebouwd uit drie lagen: nierschors, niermerg, nierbekken
              Via urineleiders komt urine vanuit nieren in urineblaas. 

Slide 18 - Tekstslide

Door welk uitscheidingsorgaan wordt koolstofdioxide uitgescheiden
A
Longen
B
Huid
C
Lever
D
Nieren

Slide 19 - Quizvraag

Welk uitscheidingsorgaan breekt gifstoffen van alcohol en medicijnen.
A
Longen
B
Huid
C
Lever
D
Nieren

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet de buis waardoor urine wordt afgevoerd?

Slide 21 - Open vraag

9.5 Alcohol en drugs
- Alcohol heeft invloed op je zenuwstelsel
- Alcohol beschadigt je hersenen en lever

Drugs zijn stoffen die de werking van je lichaam beïnvloeden.
1. Stimulerende middelen > zenuwstelsel werkt sneller, bijv. xtc, speed en cafeïne.
2. Verdovende middelen > zenuwstelsel werkt trager, bijv. alcohol en hasj.
3. Bewustzijns veranderende middelen > zenuwstelsel werkt anders, bijv. paddo's. 


Slide 22 - Tekstslide

9.5 Drugs
Wanneer je verslaafd of afhankelijk van een drug bent, kan je niet meer zonder. 
- Lichamelijk afhankelijk: je lichaam kan niet goed werken zonder drug.
- Geestelijk afhankelijk: je bent gewend aan het effect dat je DENKT dat je niet zonder kunt.
- Sociaal afhankelijk: je mist het contact met mensen waarmee je een drug gebruikt.

Slide 23 - Tekstslide

Mike heeft geëxperimenteerd met paddo's. Paddo's zijn bewustzijnsveranderende middelen. Welk effect hebben paddo's?
A
Mike voelt zich opgewekt en vol energie
B
Mike voelt zich rustig en ontspannen
C
Mike ziet de wereld anders dan in werkelijkheid

Slide 24 - Quizvraag

In energiedrankjes zit veel cafeïne. Met cafeïne neemt je waakzaamheid toe en voel je je minder moe. Bij welke groep drugs hoort cafeïne?
A
Stimulerende middelen
B
Verdovende middelen
C
Bewustzijns veranderende middelen

Slide 25 - Quizvraag

Alcohol is eigenlijk ook een drug, want alcohol werkt ook op je zenuwstelsel. Alcohol zorgt dat je ontspant en het verdooft. Bij welke groep hoort alcohol?
A
Stimulerende middelen
B
Verdovende middelen
C
Bewustzijns veranderende middelen

Slide 26 - Quizvraag

Je bent klaar!
Heb ik alles goed uitgelegd?
Zo niet, vraag gerust om extra uitleg. 

Succes met leren :):):)

Slide 27 - Tekstslide