mannelijk, vrouwelijk en onzijdig

Lijdend voorwerp 
opzoeken of iets een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig woord is;
wanneer je de woorden deze, dit, die en dat moet gebruiken.
Lijdend voorwerp herhalen
Theorie bespreken
Controle vragen
Maak de opdrachten verder af. 

Hoe ging het?
Doelbehaald
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lijdend voorwerp 
opzoeken of iets een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig woord is;
wanneer je de woorden deze, dit, die en dat moet gebruiken.
Lijdend voorwerp herhalen
Theorie bespreken
Controle vragen
Maak de opdrachten verder af. 

Hoe ging het?
Doelbehaald

Slide 1 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Wat/wie  + onderwerp + gezegde?

vb.  Ik geef jou een boek.
Wat geef ik? Een boek
 
PS... Een LV begint nooit met een voorzetsel!!!

Slide 2 - Tekstslide


Klaas heeft zijn slaapkamer helemaal opgeruimd
lijdend voorwerp = ?

A
zijn slaapkamer
B
heeft opgeruimd
C
Klaas
D
er is geen LV

Slide 3 - Quizvraag

Volgens mij had Felicia deze film ook willen zien!
Lijdend voorwerp = ?
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Felica
C
Volgens mij
D
deze film

Slide 4 - Quizvraag

Jannet heeft kleedgeld van haar ouders ontvangen.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Jannet
C
van haar ouders
D
kleedgeld

Slide 5 - Quizvraag

In New York staat een ballenbak voor volwassenen.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
In New York
C
een ballenbak voor volwassenen
D
staat

Slide 6 - Quizvraag

Moet ik mijn huiswerk door de docent laten controleren?
Lijdend voorwerp =
A
mijn huiswerk
B
ik
C
moet controleren
D
er is geen LV

Slide 7 - Quizvraag

Wie heeft er nog vragen over deze lesstof (het lijdend voorwerp)

Slide 8 - Woordweb

H4 - taalverzorging
m/v/o?

Aan het eind van dit hoofdstuk kan/weet je:

  1. opzoeken of iets een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig woord is;
  2. wanneer je de woorden deze, dit, die en dat moet gebruiken.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe herken je mannelijke, vrouwelijke of onzijdige woorden?
Door het op te zoeken in het woordenboek!

ook digitaal... www.vandale.nl

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf zoveel mogelijk zelfstandige naamwoorden op waar je alleen het lidwoord 'de' voor zet (bijvoorbeeld (de) tafel) (1 minuut de tijd).

Slide 11 - Open vraag

Schrijf zoveel mogelijk zelfstandige naamwoorden op waar je alleen het lidwoord 'het' voor zet (bijvoorbeeld (het) applaus) (1 minuut de tijd).

Slide 12 - Open vraag

Waarom?????

Waarom is het belangrijk te weten of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is?

Omdat je dat bij verwijzingen wel kunt zien!

  • Heb je een boek gekocht? Ja. Het ligt op de tafel.
  • Onze kip heeft deze week elke dag een ei gelegd. Ze is er maar druk mee.

Slide 13 - Tekstslide

Terwijl … inwoners van Schiedam rustig lagen te slapen, ontstond er midden in het dorp plotseling een krater van 25 meter diep.
A
de
B
het

Slide 14 - Quizvraag

… gat is veertig meter lang en dertig meter breed. Wonder boven wonder is er niemand gewond geraakt.
A
de
B
het

Slide 15 - Quizvraag

Wel raakten veel huizen zwaar beschadigd en moesten … dorpsbewoners worden geëvacueerd.
A
de
B
het

Slide 16 - Quizvraag


A
die - deze
B
dit - dat

Slide 17 - Quizvraag


A
die - deze
B
dit - dat

Slide 18 - Quizvraag


A
die - deze
B
dit - dat

Slide 19 - Quizvraag


A
die - deze
B
dit - dat

Slide 20 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'vogel'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 21 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 22 - Quizvraag


Kies de juiste verwijswoorden.
Deze / Dit familie woont op een schip dat / die helemaal is opgeknapt.
A
Deze - dat
B
Deze - die
C
Dit - dat
D
Dit - die

Slide 23 - Quizvraag

Heb je het idee dat je de verwijswoorden nu goed begrijpt?

Slide 24 - Woordweb

Aan de slag
Maak de opdrachten bij deze les
timer
20:00

Slide 25 - Tekstslide