Fase 1-periode 2 - niveau 2- les 5- spelling

Periode 2 - les 5
accentwoorden en tremawoorden | bezits-s | aaneenschrijven
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Periode 2 - les 5
accentwoorden en tremawoorden | bezits-s | aaneenschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
doelen bespreken
herhaling werkwoordspelling (5-10 min)

instructie en inoefening( 25 min) accentwoorden, aaneenschrijven, tussenletters en bezits-s(20-25 min)

aan het werk (15-20 min)

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les kun je:
  • accentwoorden en tremawoorden op de juiste manier spellen;
  • woorden met de bezits-s goed schrijven;
  • woorden op de correcte manier aaneenschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Mijn oma zei altijd: ’Alles ( gebeuren )
met een reden.’
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 4 - Quizvraag

( Raden )
je weleens iets goed?
A
raad
B
raadt
C
raat

Slide 5 - Quizvraag

Toen Iza braaf ging zitten, ( prijzen )
Marjan haar uitbundig.
A
prijsde
B
prijste
C
prees

Slide 6 - Quizvraag

De kat ( doden )
een nietsvermoedend vogeltje.
A
doodde
B
doode
C
dode

Slide 7 - Quizvraag

Accentwoorden
  • café, coupé, logé (uitspraak: ee, zoals bij hé!)
  • scène, barrière, misère (uitspraak: e, zoals bij hè?)

Slide 8 - Tekstslide

Tremawoorden 
Je gebruikt het trema om twee klinkers die naast elkaar staan niet als één klank, maar afzonderlijk te lezen
  • poëzie, geïllustreerd, België, patiënt, geëerd.

Wanneer geen trema? Bij woorden als: officieel, geadviseerd, realist, glooiing, museum, opticien.

Belangrijk bij de spelling van deze woorden is dat je je afvraagt of er een probleem is bij het lezen of uitspreken van het woord.

Slide 9 - Tekstslide

Tremawoorden
Trema meervoud
Als de klemtoon van de enkelvoudsvorm, die eindigt op -ie, op de laatste lettergreep valt, komt er -ën bij te staan in de meervoudsvorm.
  • melodie -> melodieën
  • technologie -> technologieën

Eindigt de enkelvoudsvorm op -ee? Dan altijd -ën erbij.
  • idee -> ideeën
  • zee -> zeeën

Slide 10 - Tekstslide

Welk woord is goed geschreven?
A
coupee
B
coupé
C
coupè
D
koupé

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
egoisme
B
egöisme
C
egoïsme
D
ëgoisme

Slide 12 - Quizvraag

Bezits-s
Je geeft hiermee aan van wie iets is.
De s kun je op verschillende manieren opschrijven:
  • Toms hond
  • Amerika's economie
  • Kees' motor
  • mijn ex' kind
Wat valt je op?

Slide 13 - Tekstslide

Bezits-s
Je schrijft de s  aan het woord vast na een medeklinker en wanneer het geen uitspraakprobleem oplevert of na afkortingen, initialen of cijfers:
  • Martijns vriendin
  • Elines verjaardag
  • Renés dagboek
  • Hannahs wereldreis
  • ING's rekening
  • Willem II's overwinning

Slide 14 - Tekstslide

Bezits-s
Je schrijft de 's wanneer je een lange klank aan het einde van het woord hebt (behalve de e klank) en je wel uitspraakproblemen krijgt:
  • Marcella's rijbewijs
  • Theo's verhaal
  • Nicky's oom
  • Kiki's fiets

Slide 15 - Tekstslide

Bezits-s
Je schrijft de geen s wanneer je al een s-klank hoort. Om dan wel aan te geven dat het om een bezit gaat schrijf je wel de apostrof:
  • Alex' plan
  • Loes' bijbaan
  • Ramirez' zusje
  • Greenpeace' actie

Slide 16 - Tekstslide

De Red Bull van Remi.
A
Remis Red Bull
B
Remi's Red Bull
C
Remis' Red Bull

Slide 17 - Quizvraag

Het huis van Elias
A
Elias huis
B
Elias's huis
C
Elias' huis

Slide 18 - Quizvraag

De jas van mijn oom.
A
Mijn ooms jas
B
Mijn oom's jas
C
Mijn ooms' jas

Slide 19 - Quizvraag

Martines huis
Goed
Fout
Ottos' fiets
Alex' handschoen
Jans broek
Jantje's skates

Slide 20 - Sleepvraag

Deze studenten mogen nu zelfstandig aan het werk
Tessa

Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten deze week
  • 2F | taalverzorging | spelling | accentwoorden en tremawoorden | opdracht 1
  • 2F | taalverzorging | spelling | bezits-s | opdracht 1 

Slide 22 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Samengestelde woorden schrijf je zo veel mogelijk aan elkaar, zolang dat geen lees- of uitspraakproblemen oplevert.

Fietsenstalling, koffiezetapparaat, politieauto, docententoilet

Welke woorden kennen jullie nog?


Slide 23 - Tekstslide

Aaneenschrijven koppelteken
Het koppelteken (-) gebruik je:
  • na een klinkerbotsing, waardoor er lees/uitspraakproblemen ontstaan.
mee-eter, radio-omroep, contra-aanval
  • na oud-, ex-, non-, niet-.
oud-voetballer, ex-vriendin, non-alcoholisch, niet-rokers
  • een deel van de samenstelling bestaat uit een naam, afkorting, cijfers of tekens.
kabinet-Wilders, mbo-student, A3-papier, €-teken.


Slide 24 - Tekstslide

Aaneenschrijven koppelteken
Het koppelteken (-) gebruik je:
  • in samengestelde aardrijkskundige namen.
Noord-Brabant, Midden-Amerika, Oost-Europese
  • in vaste combinaties.
klaar-over, ons rood-wit-blauw, doe-het-zelfzaak


Slide 25 - Tekstslide

Welk woord is goed gespeld?
A
EU-uitbreiding
B
EU uitbreiding
C
EUuitbreiding

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
keuzeelement
B
keuze element
C
keuze-element

Slide 27 - Quizvraag

Aaneenschrijven tussenletters

Slide 28 - Tekstslide

Aaneenschrijven tussenletters
Een samenstelling krijgt als tussenletter een s als je het woord uitspreekt met een tussen s. Hoor je die s niet? Schrijf hem dan niet.
  • broekspijp
  • verkiezingstijd
  • verkiezingsstrijd (2x 's')
Vervang dan het tweede woord (strijd) voor een woord dat niet met de s begint.
Voorbeeld: verkiezing+duel Hoor je dan de tussen s? Schrijf dan dubbel s.

Slide 29 - Tekstslide

geweten..vraag

Slide 30 - Woordweb

bakker..room

Slide 31 - Woordweb

stad..schouwburg

Slide 32 - Woordweb

Opdrachten deze week
  • 2F | taalverzorging | spelling | accentwoorden en tremawoorden | opdracht 1 
  • 2F | taalverzorging | spelling | bezits-s | opdracht 1 
  • 2F | taalverzorging | spelling | aaneenschrijven | opdracht 1 

Slide 33 - Tekstslide