2W2 Het bloed en de bloedsomloop

2
Het bloed en de bloedsomloop
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AFPMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

2
Het bloed en de bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les...
1 Kan je de grote en kleine bloedsomloop beschrijven en het verschil daartussen

2 Leg je de bouw en functie uit van het hart en de fasen van de hartslag

3 Noem je verschillen tussen de bloedvaten en de namen van belangrijke bloedvaten

Slide 2 - Tekstslide

3.3 De bloedsomloop
Lees 3.3 Bloed van blz. 73 t/m 75
Geef antwoord op...
  • wat doen de kleine en grote bloedsomloop?
  • welke harthelft brengt bloed in de kleine en grote bloedsomloop?
linkerkant
L
rechterkant
R

Slide 3 - Tekstslide

3.4 Het hart
  • het hart (cor) ligt achter het borstbeen in de borstholte
  • de hartpunt wijst naar links en rust op het middenrif
middenrif
M
borstholte
B

Slide 4 - Tekstslide

3.4 Het hart
bouw
  • het hart is een holle spier
  • wanneer het samentrekt, wordt bloed voortgeduwd
  • kransvaten zorgen dat het hart zelf bloed krijgt
  • de kransslagader is een aftakking van de aorta

Slide 5 - Tekstslide

3.4 Het hart
bouw
  • het hart bestaat uit twee gelijke harthelften; linker- en rechterhelft
  • elke harthelft bestaat uit twee ruimten: een boezem en een kamer
  • een boezem ontvangt bloed en duwt het naar de kamer
  • een kamer duwt het bloed in een groot bloedvat

Slide 6 - Tekstslide

3.4 Het hart
bouw
  • de rechterboezem ontvangt bloed van de holle ader (1)
  • deze duwt het naar de rechterkamer
  • de rechterkamer duwt het bloed in de longslagader (2) naar beide longen

Slide 7 - Tekstslide

3.4 Het hart
bouw
  • de linkerboezem ontvangt bloed van de longaders (3)
  • deze duwt het naar de linkerkamer
  • de linkerkamer duwt het bloed in de aorta (4) naar alle delen van het lichaam

Slide 8 - Tekstslide

3.4 Het hart
bouw
  • in de rechterharthelft wordt zuurstofarm bloed vervoerd naar de longen (kleine bloesomloop)
  • in de linkerharthelft wordt zuurstofrijk bloed vervoerd naar alle delen van het lichaam (grote bloedsomloop)
  • beide helften worden gescheiden door het harttussenschot

Slide 9 - Tekstslide

3.4 Het hart
bouw
  • bloed mag maar één kant opstromen
  • daarom hebben de kamers en de afvoerende bloedvaten kleppen
  • deze kleppen voorkomen dat het bloed terugstroomt
halvemaanvormige
kleppen
hartkleppen

Slide 10 - Tekstslide

3.4 Het hart
bouw
  • hartkleppen zijn nooit tegelijk geopend met de hmv. kleppen
  • wanneer de boezems samentrekken zijn de hartkleppen geopend
  • wanneer de kamers samentrekken zijn de hmv. kleppen geopend

Slide 11 - Tekstslide

3.4 Het hart
bouw
Een hartslag bestaat uit drie fasen
1 samentrekken van de boezems (kamers zijn ontspannen)
2 samentrekken van de kamers (boezems zijn ontspannen)
3 hartpauze (alle ruimtes ontspannen)

Slide 12 - Tekstslide

3.5 De bloedvaten
Er zijn drie typen bloedvaten
1 slagaders (arteriën) brengen bloed van het hart af naar organen
2 haarvaten (capillairen) wisselen stoffen uit met de organen
3 aders (venen) brengen bloed van de organen naar het hart toe
S
H
A

Slide 13 - Tekstslide

3.5 De bloedvaten
Slagaders...
  • hebben een elastische wand om drukverschil op te vangen
  • hebben een gespierde wand om bloed met kracht voort te duwen
  • liggen vaak diep in het lichaam

Slide 14 - Tekstslide

3.5 De bloedvaten
Haarvaten...
  • hebben één laag dekcellen
  • door drukverschil met de omgeving wisselen ze stoffen uit (eerst stoffen afgeven, dan stoffen opnemen)
stoffen
afgeven
stoffen
opnemen

Slide 15 - Tekstslide

3.5 De bloedvaten
Aders...
  • hebben een dunne en slappe wand
  • heeft kleppen om terugstroom te voorkomen
  • liggen ook aan de oppervlakte van het lichaam

Slide 16 - Tekstslide

Aderkleppen
Spierpomp van de benen

Slide 17 - Tekstslide

3.5 De bloedvaten
het bloedvatenstelsel
Bloedvaten hebben meestal de namen van de organen waar ze  naartoe (slagaders) of vanaf (aders) lopen.
In de grote omloop zijn slagaders zuurstofrijk en aders zuurstofarm, in de kleine omloop is dat andersom.

Slide 18 - Tekstslide

3.5 De bloedvaten
het bloedvatenstelsel
  • aorta
  • halsslagader 
  • armslagader
aorta
A
halsslagader
H
armslagader
R

Slide 19 - Tekstslide

3.5 De bloedvaten
het bloedvatenstelsel
  • aorta, boog met aftakkingen naar hoofd en armen
  • darmslagader
  • leverslagader
  • nierslagader (elke nier één)
  • beenslagader
aortaboog met
aftakkingen
A
darmslagader
D
leverslagader
L
nierslagader
N
nierslagader
N
beenslagader
B
beenslagader
B

Slide 20 - Tekstslide

3.5 De bloedvaten
het bloedvatenstelsel
  • armader
  • (onderste) holle ader 
  • beenader
armader
A
(onderste) holle ader
H
beenader
B

Slide 21 - Tekstslide

3.5 De bloedvaten
het bloedvatenstelsel
De poortader valt buiten de bloedsomloop.
  • het heeft de darmen als beginpunt en de lever als eindpunt
  • het vervoert door vertering verkregen voedingsstoffen
  • de samenstelling wisselt
  • de poortader is zuurstofarm
P
lever
L
darmen
D

Slide 22 - Tekstslide

door in- en ontspanning van het hart wisselt de druk
is de druk hoger dan 40: stoffen afgeven
is de druk onder de 40: stoffen opnemen
laagste bloeddruk, want
ver van het hart af (omloop is
bijna helemaal gemaakt)

Slide 23 - Tekstslide

Na deze les...
1 Kan je de grote en kleine bloedsomloop beschrijven en het verschil daartussen

2 Leg je de bouw en functie uit van het hart en de fasen van de hartslag

3 Noem je verschillen tussen de bloedvaten en de namen van belangrijke bloedvaten

Slide 24 - Tekstslide

Na deze les...
1 noem je de organen van borst-, buik en bekkenholte

2 leg je uit welke oorzaak een aandoening kan hebben

3 leg je uit hoe groei en ontwikkeling plaatsvinden
1 Kan je de grote en kleine bloedsomloop beschrijven en het verschil daartussen

2 Leg je de bouw en functie uit van het hart en de fasen van de hartslag

3 Noem je verschillen tussen de bloedvaten en de namen van belangrijke bloedvaten

Slide 25 - Tekstslide

zelf maken
H3 Het bloed en de bloedsomloop
  • Opdracht 7 t/m 13

Slide 26 - Tekstslide