Spelling les 1

Deel 1: werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. 
Kies bij deze opdracht altijd voor de tegenwoordige tijd.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deel 1: werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. 
Kies bij deze opdracht altijd voor de tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Tekstslide

... (betalen) u met contant of met een creditcard?

Slide 2 - Open vraag

Maurice ... (beëindigen) dit jaar zijn studie.

Slide 3 - Open vraag

... (vinden) jouw collega dat een goed voorstel?

Slide 4 - Open vraag

... (rijden) zij al in haar nieuwe auto?

Slide 5 - Open vraag

De heer Van Zanten ... (behouden) zijn uitkering nog een jaar.

Slide 6 - Open vraag

Hij ... (vertellen) alles door.

Slide 7 - Open vraag

Die onderscheiding ... (betekenen) veel voor mij.

Slide 8 - Open vraag

Er ... (worden) hier hard gewerkt.

Slide 9 - Open vraag

Wat ... (bedoelen) u daar precies mee?

Slide 10 - Open vraag

Wie ... (sproeien) tijdens de vakantie de tuin?

Slide 11 - Open vraag

... (verbinden) jij die wond even?

Slide 12 - Open vraag

... (vermoeden) je dat hij die baan krijgt?

Slide 13 - Open vraag

Waarom ... (winden) je je daar zo over op?

Slide 14 - Open vraag

... (beschouwen) u dit maar als een gift.

Slide 15 - Open vraag

De auto ... (verkeren) in uitstekende staat.

Slide 16 - Open vraag

Wat heb je nu geoefend?
  • Heb je dit gezien? Bij al deze zinnetjes moest je een persoonsvorm invullen in de tegenwoordige tijd.
  • De persoonsvorm tegenwoordige tijd begint altijd bij de ik-vorm (ik werk, werk jij?). In deze gevallen komt er een -t bij: jij werkt, hij werkt, zij werkt, het werkt, u werkt. In het meervoud komt er altijd -en bij (wij werken, jullie werken, zij werken).

Slide 17 - Tekstslide

Laat je docent weten of je nog vragen hebt en of je nog meer wilt oefenen met dit onderdeel: persoonsvorm tegenwoordige tijd.

Slide 18 - Open vraag

Deel 2: moeilijke woorden
Neem elk woord met ontbrekende letters over en vul daarbij de juiste letters in: i, ie, y, of yj.

Slide 19 - Tekstslide


het fal_kant fout doen

Slide 20 - Open vraag


de bal_medewerker

Slide 21 - Open vraag


iets anal_seren

Slide 22 - Open vraag


de anal_st van de beurs

Slide 23 - Open vraag


dagelijks asp_rines slikken

Slide 24 - Open vraag


object_viteit nastreven

Slide 25 - Open vraag


een bonaf_de handelaar

Slide 26 - Open vraag


de nieuwe p_ama

Slide 27 - Open vraag


hij is d_slectisch

Slide 28 - Open vraag


met een lin_aal een lijntje trekken

Slide 29 - Open vraag

Wat heb je nu geoefend?
  • moeilijke woorden met de ie-klank
  • Deze woorden moet je kennen, we noemen dat ook wel 'weetwoorden'. Je moet weten of je ie, y, of i schrijft, daar zijn geen regels voor. 
  • Welke weetwoorden wist jij niet? Schrijf die nog een aantal keren (minimaal 5x per woord) correct over in een oefenschrift.

Slide 30 - Tekstslide

Einde oefenles 1

Slide 31 - Tekstslide