30. Blok 5 - week 3 - dictee 7 WW TT en VT

Werkwoord: zijn

Mijn moeder ....... (TT) ziek.
A
is
B
was
C
zijn
D
waren
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
SpellingBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Werkwoord: zijn

Mijn moeder ....... (TT) ziek.
A
is
B
was
C
zijn
D
waren

Slide 1 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd heb je drie verschillende vormen

vormen 
wat gebeurt er
voorbeeld
Ik-vorm
alleen stam
ik pak
Hij-vorm
stam + t
hij pakt
Wij-vorm
hele werkwoord
wij pakken

Slide 2 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
In de verleden tijd veranderen sterke werkwoorden van klank.

Hier zijn geen regels voor.
Je moet de werkwoorden gaan leren.

Een voltooid deelwoord van een sterk werkwoorden eindigt meetstal op -en en soms op een -t

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoord: zijn

Mijn moeder ....... (VT) ziek.
A
is
B
was
C
zijn
D
waren

Slide 4 - Quizvraag

Werkwoord: drijven

Ik ....... (TT) op het water.
A
drijft
B
dreef
C
drijf
D
drijv

Slide 5 - Quizvraag

Werkwoord: drijven

Ik ....... (VT) op het water.
A
drijft
B
dreef
C
drijf
D
drijv

Slide 6 - Quizvraag

Werkwoord: blazen

Ik ....... (TT) op het water.
A
blaas
B
blaaz
C
blies
D
bliez

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoord: blazen

Ik ....... (VT) op het water.
A
blaas
B
blaaz
C
blies
D
bliez

Slide 8 - Quizvraag

storten - stort - stortte(n)
fietsen - fiets - fietste(n)
rennen - renn - rende(n)
branden - brand - brandde(n)
Zwakke werkwoorden

Slide 9 - Tekstslide

De kinderen ..... tijdens de film.
VT
A
huilen
B
huilde
C
huilden
D
huil

Slide 10 - Quizvraag

In de lucht .... er een ballon.
VT
A
zweevde
B
zweefden
C
zweefde

Slide 11 - Quizvraag

Voltooid deelwoord

Slide 12 - Tekstslide

Ik heb mijn kamer roze .....
VD
A
verfde
B
geverft
C
gevervd
D
geverfd

Slide 13 - Quizvraag

Het bedrijf ..... de schade niet.
TT
A
vergoedt
B
vergoed
C
vergoet

Slide 14 - Quizvraag

... jij eigenlijk van chocola?
TT
A
houdt
B
houd

Slide 15 - Quizvraag

Die grap ..... hem zijn baan.
VT
A
koste
B
kostte

Slide 16 - Quizvraag

Wij ..... vorig jaar in Amerika.
VT
A
wonde
B
woonden
C
woonde

Slide 17 - Quizvraag

Ik ben op het strand ....
VD
A
verbrand
B
verbrant

Slide 18 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin: Mischa heeft zijn verjaardag gevierd.
A
Tegenwoordige tijd
B
voltooide tijd
C
verleden tijd

Slide 19 - Quizvraag

De kleuter is .... in het centrum
VD
A
verdwaald
B
verdwaalt

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het voltooide deelwoord van fietsen?

Slide 21 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van: verven

Slide 22 - Open vraag

Hij heeft de balk door midden .....
VD
A
gezaagd
B
gezaagt
C
gezagd
D
gezagt

Slide 23 - Quizvraag

... jij niet gek van dat spel?
TT
A
wort
B
word
C
wordt

Slide 24 - Quizvraag

AAN HET WERK
SPELLING - BLOK 5 - WEEK 3 - DICTEE 7

Klaar, je weet wat je kunt doen.
Plussen
Weektaak
Leerdoelen

Slide 25 - Tekstslide