Proeftoets werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

werkwoordspelling 

De burgemeester ...... (beantwoorden) de brief.

1. beantwoord
2. beantwoordt
3. beantwoorden
4. beantwoort

(houden)........ jij van spruitjes?

1. houd
2. houdt
3. hout
4. houden

De familie ………(rijden) met de auto naar de Efteling.

1. rijd
2. rijdt
3. rijden
4. rijt

Te veel eten (schaden-tt) de gezondheid.

Tibbe (betalen-tt) voor ons de ijsjes.

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot

1. leide
2. leiden
3. leidde
4. leidden

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap

1. dode
2. doden
3. doodde
4. doodden

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb de hele avond (dansen)

Noteer het voltooid deelwoord:
Weet jij wat daar is (gebeuren)?

Zingen

klimmen

zwemmen

fietsen

spelen

grijpen

ruziën

roken

reizen

branden

Noteer de pv verleden tijd:

Vanmorgen (bonzen) de buren keihard op onze deur.

1. bonsden
2. bonsde
3. bonzen
4. bonsen

Noteer de pv verleden tijd:

(beantwoorden) jij dat bericht met een gifje?

1. Beantwoord
2. Beantwoordt
3. Beantwoorde
4. Beantwoordde

Is de persoonsvorm verleden tijd van het werkwoord met -de(n) of met -te(n)?

straffen

1. -de(n)
2. -te(n)

Is de persoonsvorm verleden tijd van het werkwoord met -de(n) of met -te(n)?

uitsloven

1. -de(n)
2. -te(n)

Staat de pv in de vt of tt?

Vandaag ga ik naar school toe.

1. vt
2. tt

Staat de pv in de vt of tt?

Mariska goot water bij de planten in de tuin.

1. vt
2. tt