Blok 4 spelling: leestekens

Blok 4:leestekens 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Blok 4:leestekens 

Slide 1 - Tekstslide

Waarom is taalverzorging voor jou wel of niet belangrijk?

Slide 2 - Woordweb

1) Wat beheers je al?
2) Wat vind je moeilijk?

Slide 3 - Woordweb

Welke leestekens ken je?

Slide 4 - Woordweb

  • Hij zat op haar schoot en rustte uit.
  • Hij zat op haar, schoot en rustte uit.

Slide 5 - Tekstslide

Wat staat hier?
De meester zei Pietje is een monster


Slide 6 - Tekstslide

Wat staat hier?
De meester zei: "Pietje is een monster."


Slide 7 - Tekstslide

Wat staat hier?
"De meester," zei Pietje, "is een monster."


Slide 8 - Tekstslide

Komma
Een komma geeft rust in de zin aan. Je gebruikt een komma...
1. voor of na een aanspreking: - Jeroen, wil jij even.. 
2. tussen de delen van een opsomming:  officieren, onderofficieren.. 
3. tussen twee persoonsvormen: - zodra ik tijd heb, kom ik naar je toe
4. tussen de hoofdzin en een bijzin (als de delen lang zijn): - ..computer heeft geleverd, staat bekend als.. 
5. voor en achter een bijstelling: - Michiel de Ruyter, onze bekendste zeeheld, was.. 

Slide 9 - Tekstslide

Dubbele punt
Een dubbele punt dient om iets aan te kondigen. 
1. een citaat (directe rede): - De directeur zei: 'We moeten.. 
2. een gedachte; let op: bij een gedachte gebruik je geen aanhalingstekens: - Irina dacht: daar heb ik helemaal geen zin in.
3. een opsomming: - Bertus spreekt wel zes talen: Nederlands, Frans..
4. een uitleg of toelichting: - Ik wil niet naar Ameland op vakantie: er is daar niets te beleven. 

Slide 10 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Aanhalingstekens gebruik je..
1. bij citaten: gesproken tekst - 'Kun je me even helpen met die zware kist?' vroeg Ferry aan z'n broer. 
2. als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: - Met hoeveel e's schrijf je 'amfibieën'? 
3. als het woord op een speciale manier gebruikt wordt: - Toen onze halve klas een onvoldoende had, zei de docent dat we het weer 'geweldig' gedaan hadden. 

Slide 11 - Tekstslide

Puntkomma
Een puntkomma gebruik je..
1. tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen: - Onze klas wil in de natte maand maart op kamp gaan; ik vind dat niet verstandig.
2. als afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen: - Tijdens de werkweek in Vlaanderen voerden we allerlei opdrachten uit: we moesten een stuk duingebied opmeten met een waterpas; we deden proefjes met slootwater uit diverse slootjes; we zochten naar.. 

Slide 12 - Tekstslide

Kies het juiste leesteken op de plaats van de *:
Ik ga echt geen boeken van Harry Potter lezen * ik vind die verhalen veel te onwaarschijnlijk.
A
komma
B
puntkomma
C
dubbele punt

Slide 13 - Quizvraag

Als Irina vaker zou trainen * zou ze volgend jaar zeker in Dames 1 spelen.
A
komma
B
puntkomma
C
dubbele punt

Slide 14 - Quizvraag

Laten we vandaag maar naar het strand gaan * voor morgen wordt regen voorspeld.
A
komma
B
puntkomma
C
dubbele punt

Slide 15 - Quizvraag

Bij diarree voel je je meestal niet erg ziek * toch moet je wel oppassen voor uitdroging.
A
komma
B
puntkomma
C
dubbele punt

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Blok 4: leestekens
Maak nu opdracht 18, 19 en 20. Bij het maken van de opdrachten kun je de theorienummers [ 118, 125, 126 en 136 ] gebruiken.  

Slide 21 - Tekstslide