Bijeenkomst 5 Bewegingsonderwijs JK aangepast

Bijeenkomst 5 bewegingsonderwijs JK
Intervisie beelden, kleine activiteiten, stoeien, valbreken, motorische ontwikkeling



1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
bewegingsonderwijsHBOStudiejaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bijeenkomst 5 bewegingsonderwijs JK
Intervisie beelden, kleine activiteiten, stoeien, valbreken, motorische ontwikkeling



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Start met bewegen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
  • Ik kan  kleine activiteiten inzetten de speelzaal bij weinig ruimte.
  • Ik weet wat de veiligheidsregels voor het stoeien zijn en kan verschillen vormen inzetten bij de kleuters.
  •  Ik doe ervaring op met valbreken en ken vormen om in te zetten in de speelzaal.
  • Ik kan onderdelen actief maken waarbij kinderen weinig stilstaan / wachten en alle kinderen op eigen niveau kunnen deelnemen.
  • Ik ken de globale motorische ontwikkeling van de kleuter en kunt de fases herkennen.
  • Ik kan kritisch kijken naar een film waarbij ik let op de beoordelingscriteria
  • Ik kan samen met mijn medestudenten kritisch kijken naar onze eigen filmpjes waardoor we gaan voldoen aan de beoordelingscriteria.  

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Circuit
  1. Intervisie met beelden van elkaar.
  2. Kleine activiteiten
  3. Stoeien (leerlijn in kaarten)  wat zijn de veiligheidsregels en afspraken?
  4. Valbreken / natuurlijk vallen integreren in de onderdelen
  5. Actief en gedifferentieerd in de les. Baltransport/Balanceren
  6. Beelden bekijken verschillende onderdelen
  7. Ontwikkelingsfases kleuter
Evaluatie JK lessen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Kleine activiteiten
Activiteiten die je kunt inzetten als 5e onderdeel bij grote kleutergroepen of als 4e onderdeel in een kleine ruimte. 
Je kunt er soms ook voor kiezen om een activiteit op de gang aan te bieden bij weinig ruimte.

  • Fijn motorische spelletjes
  • mikspelletjes.
  • constructiemateriaal

Slide 5 - Tekstslide

evt. de vragen toevoegen...
Welke differentiatie kun je toepassen in het spel knikkers bezorgen met je tenen.
  • pylon hoogte klein-midden-laag
  • muur als ondersteuning.
  • hinkelen naar de pylon ipv lopen
  • 2 knikkers bezorgen lopen met je hakken
  • zonder hulp van je handen/met hulp van je handen.
  • twister
Bedenk activiteiten en opdrachten die je kunt geven met tollen. Probeer dit uit!
3. Stoeien
Waarom ?
Welke regels / afspraken m.b.t. veiligheid?
Welke varianten met kleuters en wat is de leerlijn?





broodje worst     pak de parel         rug duwen              dekentje               pak de staart

Slide 6 - Tekstslide

Waarom?
fysieke behoefte, vooral jongens
opzoek gaan naar grenzen
lichaamsbesef
sociaal emotionele ontwikkeling

Veiligheid /regels:
auw of stop = stop!
Niet aan iemands hoofd/nek
schoenen uit
Kies een maatje uit die ongeveer even groot en sterk is als jou. (sociaal veilig door zelf te laten kiezen met wie)

Varianten
  • broodje worst
  • pak de parel
  • rug duwen
  • dekentje
  • pak de staart
  • knijperspel
  • paard en ruiter



Actief en gedifferentieerd Valbreken / natuurlijk vallen integreren in de onderdelen.
  • Intervisie 
  • Glijden icm de judo/ stuntrol 
  • Baltransport
  • Observeren 
  • Leerlingvolgsysteem 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intervisie eigen beelden
Maak gebruik van de laptop en beoordeel elkaars fragmenten 

Ondersteun elkaar d.m.v feedback/ feedback 

Slide 8 - Tekstslide

  • Kaarten voor bij de onderdelen staan op de onedrive onder les 5 intern.
https://hogeschoolleiden.sharepoint.com/sites/Bewegingsonderwijs/Gedeelde%20documenten/bewegingsonderwijs%20kapstok/bewegingsonderwijs+sportklas%20_nieuwe%20ordening_/PLV2-BO/JK/2021-2022/Interne%20lessen/Les%205/Circuit%20les%205%202122.docx?d=w7edaf437a4284e63aabc6cec65efd158&csf=1&web=1&e=XhsND8
  • beoordelingsformulieren printen voor studenten.
Actief en gedifferentieerd in de les. Baltransport/Balanceren
Blauwe map  baltransport 

Balanceren 
Omschrijf het doel van de activiteit
Voeg differentiatie toe tav het leerdoel en pas deze toe in de activiteit
Pas reguleringsdoelen toe inclusief reflecteren
Voeg mogelijke leerhulp toe bij de activiteit
Omschrijft een doel dat past bij de betere beweger tav het arrangement
Omschrijft een doel dat past bij de minder vaardige beweger tav het arrangement
Zet al het bovenstaande om in het lvf

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Balanceren:
welke leerhulp zie je hier?
Wat kun je zeggen over differentiatie?

Klimmen en diamantroof:
Hoeveel verschillende klimsituaties zie je?
Wat is het doel van diamantroof?

Krantje gooien en diepspringen:
Wat valt je op?

Leerlijn klimmen:
Beschrijf de opbouw binnen de leerlijn klimmen.
Voorbeeld LVS 
Alles in beweging 4 S-en test van Gelder en Stroes 2016 

Slide 11 - Tekstslide

Om een indruk te krijgen 80% van de kinderen van een bepaalde leeftijd kan. Als richtlijn welke vaardigheid een kind op een bepaalde leeftijd zou moeten kunnen.

Er zijn ook volgsystemen op het gebied van angsten (hoogte, klimmen, bal, rollen, sociaal) en op fijn motorisch gebied (schrijfvaardigheid)

Zelf een onderdeel ervaren. Stilstaan op een been met ogen dicht (eigenlijk op een houten blok)
Neurologische motorische ontwikkelingsmodel van Mesker
  1. de antagonistische  of sluffase
  2. de symmetrische fase
  3. de lateralisatiefase
  4. de dominantie
(Zorg voor bewegen in de pabo, 2007)

Slide 12 - Tekstslide

Met de rijping van het centraal zenuwstelsel verandert ook het bewegingspatroon van het kind volgens een bepaalde volgorde.
1. De antagonische of slurf fase 
(vooral zichtbaar van 0 tot 9 maanden)
In deze periode leert een kind belangrijke voortbewegingen zoals trappelen, kruipen, klimmen en lopen.
Tevens zijn deze bewegingen in deze fase automatisch neurologisch gekoppeld aan tegenovergestelde (antagonische) beweging van de andere lichaamszijde.

Wat kun je hiervan nog zien bij kleuters?
  • Veel kinderen met motorische achterstanden hebben niet (goed) gekropen.
  •  Opvallend dat kinderen die niet gekropen hebben vaker moeite hebben met kruisbewegingen die we op latere leeftijd leren (huppelen/ wisselsprong).
  • Kinderen die niet hebben gekropen laten bij een koprol veel vaker een vreemde handplaatsing zien. (op handrug bijvoorbeeld)
  • Dyslectische kinderen hebben veel vaker niet gekropen dan goed lezende kinderen. Kruipen heeft dus een voorspellende waarde m.b.t. de leesvaardigheid.
  • Belangrijk om dit te stimuleren in de gymlessen: Kruipen door tunnels, alternerend klimmen, spelletjes met huppelen

Slide 13 - Tekstslide

1. De antagonische of slurf fase (vooral zichtbaar van 0 tot 9 maanden)
In deze periode leert een kind belangrijke voortbewegingen zoals trappelen, kruipen en lopen.
Tevens zijn deze bewegingen in deze fase automatisch neurologisch gekoppeld aan tegenovergestelde (antagonische) beweging van de andere lichaamszijde.
Veel kinderen met motorische achterstanden hebben niet (goed) gekropen.
In deze fase verlopen de meeste bewegingen via een links rechtes antagonisme. Dat wil zeggen: de spierwerking in de ene lichaamshelft is antagonisch aan die van de andere lichaamshelft. Als bijvoorbeeld de linker lichaamshelft aanspant ontspant de rechterkant. Of als een hand knijpt, spreidt de andere hand. Deze tegenbewegingen noem je synkinesien.
In deze fase leer je kruipen, klimmen, lopen.
Kruipen in deze fase is zeer belangrijk voor de ontwikkeling. Het steunen op 4, 3 en 2 punten vormt een belangrijke basis bij het evenwicht. Met name kinderen en volwassen met een matig ontwikkeld evenwicht, zullen hier op atere leeftijd ook moeite mee houden.
Kruipen is een kruisbeweging. Linker arm en rechter been gaan tegelijk naar voren. Het is opvallend dat kinderen die niet gekropen hebben vaker moeite hebben met kruisbewegingen die we op latere leeftijd leren (huppelen/ wisselsprong).
Door te steunen op handen wordt de mobiliteit van de pos vergroot en leert een kind goed op de handen steunen. Kinderen die niet hebben gekropen laten bij een koprol veel vaker een vreemde handplaatsing zien. (op handrug bijvoorbeeld)
Dyslectische kinderen hebben veel vaker niet gekropen dan goed lezende kinderen. Kruipen heeft dus een voorspellende waarde m.b.t. de leesvaardigheid.
Kruipen komt dan ook vaak voor in de vragenlijsten van motorische testen.
Belangrijk om dit te stimuleren in de gymlessen. Kruipen door tunnels, door de schoorsteen.
Alternerend klimmen is ook kruipen!

2. de symmetrische fase (1 t/m 6 jaar)
Deze fase kenmerkt zich doordat de hersen- en lichaamsactiviteit in deze fase links en rechts identiek zijn. Symmetrische bewegingen zijn bewegingen waarbij links/rechts als boven/ onder hetzelfde zijn.
Voorbeeld: 
- Trekpop, vangen en werpen van een ballon, met twee  benen tegelijk springen (2,5 jaar), een rechte koprol maken.

In de symmetrische fase is het nog niet goed mogelijk een lichaamshelft te bewegen zonder de ander (dwangmatig mee te bewegen). 
  • Een kind dat zijn handen flext als het op zijn hakken loopt.
  • Een kind dat op zijn tenen loopt trekt zijn schouders op.
  • Bij het stuiten van een bal de andere hand gespannen.
  • Opponeren waarbij de andere hand meedoet.
  • Bij veel bewegingen doet het gezicht/ mimiek ook mee. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het knippen met een schaar. Open mond die knipbeweging meemaakt.
Belangrijk stimuleer kleuters om zowel met links als met rechts te bewegen. 


Slide 14 - Tekstslide

Deze synkinesieen zie je in de slurffase als tegenbewegingen en in de symmetrische fase als meebewegingen.
3. Lateralisatiefase (is zichtbaar vanaf 1 jaar en laat zich het duidelijkst zien tussen 6 en 9 jaar)
De fase waarin er verschillen ontstaat tussen de linker en rechter hersenhelft. En daardoor de linker en rechter hersenhelft. 
- Schoolslag wordt mogelijk. (armen en benen maken een andere beweging)
- Bovenhandse worp. Rechts gooien linkerbeen vooruit.

Leren van enkelvoudige naar samengestelde bewegingen:
Springen met twee benen naar rennen met een afzet met twee benen.
Stuiten op je plaats naar dribbelen
Van springen en een touwtje draaien naar touwtje springen
In de lataralisatiefase ontwikkeld een lichaamshelft zich meer doelgericht. Ander werkt ondersteunend. (schrijfhand/ steunhand)

Slide 15 - Tekstslide

De aansturing vanuit een van beide hersenhelften wordt mogelijk om verschillende bewegingen en verschillende lichaamsdelen onafhankelijk van elkaar los te laten plaatsvinden. (dissociatie). Bijv. het opendraaien van een potje. Elke hand heeft een eigen functie. Andersom lukt niet zo goed.
Dominantie (9 jaar)
Eindproduct van de neurologische-motorische ontwikkeling. Het is mogelijk verschillende lichaamsdelen te laten samenwerken en er bestaan geen dwangmatige meebewegingen. (synkinesien)
Een kind heeft een duidelijke voorkeurskant. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rijden en diamantenroof
Rijden: 
  • Welke materialen kun je inzetten? 
  • Hoe houd je dit veilig en toch actief voor alle kinderen?
  • Welke organisatievorm kies je hier?
  • Hoe differentieer je in deze activiteit?
Diamantroof:
  • Werk dit spel uit in Kerst thema.
  • Welke rol neem je hier zelf in als leerkracht bij de uitleg?
  • Hoe differentieer je in dit spel?


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lvf
Ga met het groepje bij elkaar zitten 
Verdeel de voorbereiding
Werk je eigen onderdeel uit 
Verwerk dit in het lvf
Deel je voorbereiding met je medestudenten

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies