Grammatica blok 4 wk 3 mavo 1 Op niveau lijdend voorwerp

Grammatica
Blok 4 Op niveau
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Blok 4 Op niveau

Slide 1 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
GRAMMATICA

Slide 2 - Tekstslide

Doel:
  • je kunt het lijdend voorwerp in een zin benoemen
  • je kunt zelf zinnen maken met een onderwerp en een lijdend voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Even een stukje herhaling....
  • Schrijf de volgende zin over in je schrift  en ontleedt hem:

Veel beroemde zangeressen hebben in hun carrière al eens een prijs gewonnen.


1. Wat is de persoonsvorm?

2. Benoem het  werkwoordelijke gezegde en het onderwerp 

3. Uit hoeveel zinsdelen bestaat de zin?

Slide 4 - Tekstslide

Lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp komt voor in zinnen waarin iets/iemand iets 'overkomt'. 


Lijdend voorwerp is:

Wat/wie+ werkwoordelijk gezegde + onderwerp

Let op: Het LV begint nooit met een voorzetsel.

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

Wie verslindt nu wie?
De olifant verslindt de muis.

De muis verslindt de olifant.


Als de olifant het OW is, dan verslindt hij de muis.
Maar maak je van de muis het OW, dan verslindt hij de olifant. 
Dat is raar. Dus zo zie je dat je OW en LV niet door elkaar moet halen.

Slide 7 - Tekstslide

Er zit ALTIJD een lijdend voorwerp in een zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Het antwoord op de vraag:
wie/wat + ww.gezegde + onderwerp is het......
A
onderwerp
B
werkwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 9 - Quizvraag

Opa koopt een vaas.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
koopt
B
opa
C
een vaas
D
vaas

Slide 10 - Quizvraag

De zusjes spelen verstoppertje.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
de
B
zusjes
C
spelen
D
verstoppertje

Slide 11 - Quizvraag

Bram gaat verven.

Bram is het lijdend voorwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer zal jouw klas een klassenavond houden?

A
jouw klas= OW klassenavond=WG
B
jouw klas=LV klassenavond=OW
C
jouw klas=OW klassenavond=LV
D
jouw klas=PV klassenavond=OW

Slide 13 - Quizvraag