Toets bespreken

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 5

Op tafel:
niets

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 5

Op tafel:
niets

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • Mededeling
  • Toets bespreken

Vandaag vrijdag 24 januari:

Slide 2 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Mededeling: 
Cijfers mondelingen komen eraan.

Reflectieverslag woensdag 29 januari schrijven door: 
Lilian
Faith
Haitham
Justin
Sakina
Shana
Caitlyn

Slide 3 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • Eerst 4 min zelf bekijken, daarna klassikaal bespreken
  • Tel je punten na. 

  • Let op: er staat aftrek tussen haken. Dit telt nu niet mee, maar bij je volgende toets en bij het examen wel.
  • Deze aftrek wordt aangegeven met horizontale strepen in de kantlijn en cirkels in je tekst. Let op: hoofdlettergebruik, spellingsfouten, grammaticale fouten en spatiefouten.

  • Totaal = 46 punten
  • 23 punten = 5,5
timer
4:00

Slide 4 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 1: Citeer uit alinea 4 de zin die deze uitspraak ondersteunt. 
Leerlingantwoorden: 
  • "en daarna ... "
  • "De conclusie ... "(regel 45)
  • "De ... gedrag" (regel 45-47) > nu nog goed gerekend.
  • "De conclusie ... gezonder gedrag." > nu nog goed gerekend.
Echt goed: 
  • "De conclusie ... gezonder gedrag." (regel 45-47) OF
  • "De conclusie was toen al dat het eerder struisvogelgedrag uitlokt dan gezonder gedrag." (regel 45-47)

Slide 5 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Na de inleiding kan tekst 1 onderverdeeld worden in vier delen. Deze
achtereenvolgende delen kunnen van de volgende kopjes worden
voorzien:
Deel 1: Waarom fear appeals niet werken
Deel 2: De aantrekkingskracht van fear appeals
Deel 3: Voorwaarden succesvolle campagne
Deel 4: Alternatieven voor fear appeals
Vraag 2: Bij welke alinea begint deel 3
Vraag 3: Bij welke alinea begint deel 4

Wat moet je doen bij deze vraag? 
  • Je moet die deelkopjes koppelen aan alinea's. Begin bij 'deel 1'. 
  • Deel 1: alinea 2-4
  • Deel 2: alinea 5-10, want in alinea 5: "Fear appeals werken vooral goed als ... "

Slide 6 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Na de inleiding kan tekst 1 onderverdeeld worden in vier delen. Deze
achtereenvolgende delen kunnen van de volgende kopjes worden
voorzien:
Deel 1: Waarom fear appeals niet werken
Deel 2: De aantrekkingskracht van fear appeals
Deel 3: Voorwaarden succesvolle campagne
Deel 4: Alternatieven voor fear appeals
Vraag 2: Bij welke alinea begint deel 3
Vraag 3: Bij welke alinea begint deel 4

Vraag 2: Bij welke alinea begint deel 3
  • alinea 11; Ruiter noemt vier belangrijke factoren die bepalen... ; alinea 13: een succesvolle campagne ... ; einde alinea 13: die maakt andere keuze
Vraag 3: Bij welke alinea begint deel 4
  • alinea 14 gaat in op die 'andere keuzes' uit alinea 13

Slide 7 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 2: Bij welke alinea begint deel 3
Vraag 3: Bij welke alinea begint deel 4

Let op: Geef je meerdere antwoorden, bijvoorbeeld: 
Vraag 2: alinea 11, 12, 13 > antwoord goed
Vraag 2: alinea 10, 11, 12 > antwoord fout
Echte antwoord vraag 2: alinea 11

  • Want alleen het eerste antwoord wordt nagekeken. 

Slide 8 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 4 (2p)
"Het voelt als vechten tegen de bierkaai." 
Leg in eigen woorden uit waarom hoogleraar psychologie Rob Ruiter het gevoel heeft een verloren strijd tegen fear appeals te voeren.
Geef antwoord in volledige zinnen en met maximaal 35 woorden. 
  • Let op: de vraag is 2 punten waard, vermoedelijk moet je antwoord dus bestaan uit twee delen. 
  • De quote staat in regel 124. Waar zoek je voor het antwoord? 
  • Er net voor en er net na. 
  • Voor (regel 120): Hij roept al ruim tien jaar dat er weinig wetenschappelijk bewijs is. (1p)
  • Na (regel 129): De fear appeal blijkt namelijk een mateloos populaire communicatiestrategie. (1p)

Slide 9 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 5 (2p)
Citeer twee zinnen of zinsgedeelten uit alinea 4 t/m 8 waaruit blijkt dat de auteur deskundig is. 
Waar ga je het antwoord zoeken? 
  • In alinea 4 t/m 8, dus opnieuw lezen
  • Let op: het gaat over de deskundigheid van de auteur, niet van andere mensen die de auteur aanhaalt: 
  • Alinea 4: “Al tijdens mijn studie communicatie- en informatiewetenschappen, (zo’n tien jaar geleden, hoorde ik over onderzoek naar gruwelplaatjes op sigarettenpakjes.)” (regels 41-45) (1p)
  • Alinea 6: (“‘Denk je eens in hoeveel pakjes een roker er per maand doorheen kan jagen’, zei hoogleraar communicatie- en informatiewetenschappen Carel Jansen (Rijksuniversiteit Groningen) tegen me) toen ik een artikel voor het wetenschaps- en technologietijdschrift KIJK schreef over het onderwerp.” (regels 81-89) (1p)

Slide 10 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 6 (3p)
"De fear appeal blijft namelijk een mateloos populaire communicatiestrategie." (regels 129-131). 
Uit onderzoek blijkt dat mensen die gezondheidscampagnes bedenken drie verschillende redenen hebben om voor fear appeals te kiezen. Welke 3 redenen zijn dit? Geef antwoord in volledige zinnen en gebruik maximaal 45 woorden.   
  • Wat moet je doen als er om 3 redenen gevraagd wordt? 
  • Je denkt aan signaalwoorden: ten eerste, vervolgens, daarna/daarnaast, tot slot. 
  • 1: Aandacht trekken was een belangrijke reden (regel 151-152) (geen sign.woord) (1p)
  • 2: (daarnaast – regel 152) Een confronterende boodschap zou tot denken aanzetten / Campagnemakers denken dat mensen vanzelf hun ongezonde gedrag veranderen als je genoeg dood en verderf laat zien (1p)
  • (tot slot - regel 159) De geldschieter denkt ook dat een harde aanpak/dreigende boodschap het best werkt (1p)

Slide 11 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 7 (1p)
In alinea 11 worden 4 factoren genoemd die bepalen of iemand een dreigende boodschap zou accepteren. 
Welke factor is volgens Ruiter meestal de enige die aan bod komt in een campagne? Geef antwoord in volledige zinnen. 
  • Hoe ernstig is de dreiging? / Wat is de ernst van de situatie? (1p)
  • Extra uitleg is niet nodig.

Slide 12 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 8 (2p) > hoofdgedachte van de tekst?
A Gruwelplaatjes op sigarettenpakjes werken niet afschrikwekkend
omdat het struisvogelgedrag oproept bij mensen.
B Onderzoek wijst uit dat fear appeals als communicatiestrategie niet
werken en slechts een beroep doen op een misplaatst
onderbuikgevoel.
C Wanneer we echt willen dat mensen stoppen met roken dan moeten
we hen helpen met realistische oplossingen, humor en plain
packaging.  
D We moeten ons in de antirookcampagnes meer verdiepen in de
doelgroep en deze campagnes beter afstemmen op de doelgroep
omdat de huidige strategie met gruwelplaatjes niet werkt. 
  • Antwoord C sluit aan bij de hele tekst. Niet alleen bij bepaalde alinea's.

Slide 13 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 9 (1p)
Welke 2 uitspraken gaan over tekst 1: 
Tekst 1 heeft als doel:
1 de lezer te informeren over de factoren die al dan niet effectief zijn bij een antirookcampagne. 
2 de lezer ervan te overtuigen dat maatwerkoplossingen beter helpen tegen rookverslaving dan fear appeals.
3 de lezer ter overweging verschillende visies op de effectiviteit van fear appeals aan te bieden.
4 de lezer uitleg te geven over de totstandkoming van antirookcampagnes in het algemeen en die met fear appeals in het bijzonder.
5 de politiek ertoe op te roepen te stoppen met fear appeals als campagnestrategie.
6 de politiek ervan te doordringen dat zij moet kiezen voor plain packaging als alternatieve campagnestrategie tegen rookverslaving.
  • Antwoord 3 en 4 gaan over het tekstdoel (twee goede antwoorden voor 1 punt).

Slide 14 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 10 (1p)
Welke van de onderstaande functies is de belangrijkste van alinea 1 van
tekst 2?
Alinea 1: 
A bevat de constatering dat roken een ernstige verslaving is.
B toont een voorbeeld van de gevolgen van het huidige rookbeleid. 
C geeft een introductie van een belangrijk probleem dat onderkend wordt
door de Verenigde Naties.
D geeft de aanleiding voor de auteurs om het onderwerp aan te snijden. 
  • Antwoord D, de aanleiding is de Wereld Niet Roken Dag + het aanvalsplan van de directeur-generaal bij Volksgezondheid. 

Slide 15 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 11 (1p)
In alinea 3 wordt de beperking van verkooppunten voor tabak een
“probaat middel tegen rookverslaving” genoemd.
Welke opmerking is juist over de aanvaardbaarheid van die bewering?
De bewering dat het beperken van verkooppunten voor tabak een probaat
middel tegen rookverslaving zou zijn, is:
A niet aanvaardbaar omdat die bewering niet onderbouwd wordt met argumenten. 
B aanvaardbaar omdat de protesten van tabaksindustrie, tankstations en supermarkten al aantonen dat die maatregel zal werken.
C aanvaardbaar omdat het feit dat er vergunningen nodig zijn automatisch zal zorgen voor een beperking van verkooppunten.
D niet aanvaardbaar omdat de tabaksindustrie, tankstations en supermarkten valse autoriteiten zijn.
  • Antwoord A; in de tekst wordt dit alleen genoemd als argument, maar niet onderbouwd. 


Slide 16 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 12 (1p)
“Op 28 januari 2016 was er een plenair debat over de Tabakswet.”
(regels 33-34). Uit de beschrijving van de behandeling van de Tabakswet in alinea 4 is op te maken dat de auteurs zich zorgen maken.
Welk woord uit alinea 4 vat deze zorgen het best samen?
  • Let op: het gaat hier om één woord.
  • gezondheidsramp 

Slide 17 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 13 (1p)
“Ieder gevoel van urgentie ontbreekt bij veel politici.” (regels 38-39)
Op basis van welke situatie concluderen de auteurs dat ieder gevoel van urgentie ontbreekt? Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
  • De zaal was bijna leeg. / Alleen de tabakswoordvoerders van zeven (politieke) partijen waren aanwezig. 

Slide 18 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 14 (2p)
“Rechtse partijen verwierpen alle tabaksonvriendelijke moties; een enkele linkse fractie kon zich hier voor een belangrijk deel in vinden.” (regels 49-52)
Welke twee redenen hebben de betreffende partijen om tabaksonvriendelijke moties te verwerpen, volgens de alinea’s 5 tot en met 7? 
  • Ze vinden het recht op vrije keuze belangrijk (1p)
  • Ze zijn bang voor zetelverlies (1p)

Slide 19 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 15 (4p)
Vat de redenering van Van den Burg uit alinea 6 samen.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 45 woorden. 
Let op: de vraag is 4 punten waard. 
  • Een sigarettenpakje moet een tientje duurder worden (1p)
  • maar dat ziet Van den Burg niet gebeuren (1p)
  • (want) de lobby en de machtsmachine van de tabaksindustrie hebben dat voorkomen (1p)
  • (en) verhoging van de tabaksaccijns zal stemmen kosten. (1p)

Slide 20 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 16 (3p)
“Links heeft hier duidelijk een groter probleem dan rechts.”(regels 94-96). Leg in eigen woorden uit waarom de gevolgen van antirookmaatregelen als belastingverhoging voor linkse partijen problematischer zouden zijn dan voor rechtse partijen, volgens tekst 2.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 50 woorden. 
  • Leerlingantwoord: De gevolgen van antirookmaatregelen als belastingverhoging zijn voor linkse partijen problematischer dan voor rechtse partijen, omdat ... [hier start de telling van woorden].
  • Focus bij het antwoord op 'linkse partijen'.

Slide 21 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 16 (3p)
“Links heeft hier duidelijk een groter probleem dan rechts.”(regels 94-96). Leg in eigen woorden uit waarom de gevolgen van antirookmaatregelen als belastingverhoging voor linkse partijen problematischer zouden zijn dan voor rechtse partijen, volgens tekst 2.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 50 woorden. 
  • Dit soort maatregelen wordt vooral gevoeld door rokers met weinig geld (1p)
  • (en) zij/mensen met weinig geld zijn de achterban van de linkse partijen / Aanhangers van links hebben vaak minder geld (1p)
  • (en) de maatregelen kosten links dan dus meer zetels dan rechts (1p) (alleen 'zetelverlies' is niet voldoende).

Slide 22 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 17 (2p)
“Maar er zijn ook linkse partijen die heel wat moediger opereren” (regels 96-98). Leg uit wat het inhoudt dat een partij moedig is, volgens tekst 2. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden. 
  • Dat (een partij moedig is) houdt in dat ze niet bang is zetels te verliezen (1p) 
  • Als ze impopulaire maatregelen neemt die goed/gezond zijn voor haar kiezers / die de gezondheid van haar kiezers bevorderen / Als ze voor accijnsverhoging op sigaretten is. (1p)
  • Deze antwoorden vind je direct na de quote. 

Slide 23 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 18 (1p)
Wat voor type tekstsoort is tekst 2 vooral?
Tekst 2 is vooral:
A betogend
B informerend
C activerend
D beschouwend
  • Antwoord C

Slide 24 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 19 (1p)
Door welke van onderstaande beschrijvingen kan tekst 2 het best getypeerd worden?
Tekst 2 is:
A deels een pleidooi tegen afschrikwekkende plaatjes op sigarettenpakjes en voorlichtingscampagnes voor scholieren als oplossing voor het roken en deels een oproep aan de politiek voor een ander rookbeleid.
B. Deels een pleidooi voor het inzetten van accijnzen en speciale vergunningen om roken minder aantrekkelijk te maken en deels een oproep aan de lezer tot stemmen op een partij die echt iets wil doen aan roken. 
C deels een analyse van de weerstand die zowel linkse als rechtse partijen ervaren bij het opstellen van rookbeleid en deels een pleidooi voor een ander en beter rookbeleid dan het huidige.
D deels een analyse van de problemen waarmee linkse en rechtse partijen te maken hebben als ze een ander rookbeleid willen invoeren en deels een oproep tot stemmen op een partij die daadwerkelijk antirookmaatregelen neemt.
  • Antwoord B

Slide 25 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 20 (2p)
Welke twee van onderstaande zinnen geven gezamenlijk het best de hoofdgedachte weer van tekst 2? Noteer alleen de nummers van je antwoord.

  • 2 en 4 (of 4 en 8)

Slide 26 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 21 (1p)
In tekst 2 wordt kritiek geuit aan het adres van de huidige politici.
Wat is het voornaamste punt van kritiek dat uit tekst 2 blijkt?
De huidige politici
A zijn te veel bezig met hun eigen positie en te weinig met beleid.
B zijn verantwoordelijk voor het hoge sterftecijfer onder rokers.
C onderschatten het effect van rookverslaving op de samenleving. 
D durven geen harde maatregelen te nemen tegen rookverslaving.
  • Antwoord D

Slide 27 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 22 (1p)
Tekst 1 en 2 gaan beide over het Nederlandse rookbeleid.
Welke concrete uitwerking van dat beleid wijzen beide teksten af?
  • Beide teksten wijzen het gebruik van afschrikwekkende plaatjes op sigarettenpakjes af. / Dat is de strategie fear appeal

Slide 28 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 23 (1p)
Welke uitspraak vat het best samen wat het verschil is tussen de strekking van tekst 1 en tekst 2?
A In tekst 1 wordt vooral geanalyseerd waarom bepaalde antirookcampagnes wel of niet zouden werken, terwijl in tekst 2 vooral wordt opgeroepen om het huidige rookbeleid te beïnvloeden. 
B In tekst 1 wordt vooral de keuze voor gruwelplaatjes als campagnestrategie tegen roken belachelijk gemaakt, terwijl die strategie in tekst 2, naast andere opties, als serieus beleid wordt aanbevolen.
C In tekst 1 wordt naar aanleiding van de resultaten van antirookcampagnes vooral het gedrag van rokers bekritiseerd, terwijl in tekst 2 vooral de politiek wordt verweten dat zij het roken in stand houdt.
D In tekst 1 wordt op basis van een vergelijking vooral bepaald wat de beste campagnestrategie tegen roken is, terwijl in tekst 2 vooral meerdere politieke motieven voor het huidige rookbeleid worden opgesomd.
  • Antwoord A

Slide 29 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Tekst 3

Wat is een reaguurder? 
  • Dit stond in een noot: iemand die online op ongenuanceerde wijze reageert op internetberichten.

Van welke woorden is 'reaguurder' is een samentrekking?
  • Reageren en gluren

Slide 30 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 24 (2p)
In alinea 1 en 2 van tekst 3 stelt de auteur twee misvattingen aan de orde. Geef aan om welke twee misvattingen het gaat en geef bij elke misvatting aan waarom het een misvatting is. 

per goed ingevulde rij 1 scorepunt toekennen: dus 1a en 1b samen levert 1 punt op. 

Slide 31 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 25 (2p)
Noem op basis van tekst 3 drie overeenkomsten tussen analoge en digitale reaguurders. 
  • Ze opereren vanuit een eigen/veilige ruimte / vanuit een cocon.
  • Ze geven commentaar op anderen.
  • Ze zijn onbeschoft/obsceen.
  • Ze zijn laf/niet heldhaftig.

indien drie antwoorden juist 2p
indien twee antwoorden juist 1p
indien minder dan twee antwoorden juist 0p

Slide 32 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 26 (2p)
“Ineens besefte ik: daar heb je hem, de analoge reaguurder!” (regels 38-40) Een oplettende lezer zou kunnen opmerken dat de auteur in de formulering “analoge reaguurder” gebruikmaakt van een paradox, een schijnbare tegenstelling.
Leg uit wat deze paradox inhoudt.
Geef antwoord in één of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden. 

  • Reaguurders zijn een verschijnsel uit de digitale wereld / uiten zich online (1p)
  • en kunnen dus niet reageren/verschijnen in de analoge/offline wereld (1p)

Slide 33 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 27 (2p)
Leg uit waarom de formulering “analoge reaguurder” volgens de definitie van de auteur van tekst 3 toch kloppend is. 
Geef antwoord in één of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 35 woorden. 

  • De auteur van tekst 3 ziet reaguurders als mensen die zich onbeschoft uiten (1p)
  • Dat kan zowel in de digitale/online als de reële/offline wereld (1p)
Of
  • De reaguurder zit in een eigen ruimte (analoog of digitaal) (1p)
  • en geeft een onbeschofte reactie (vanuit die ruimte) (1p)

Slide 34 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 28 (1p)
“U als lezer van deze rubriek weet dat vooruitgangsdenken in deze stukjes
wordt bestreden.” (regels 16-18)
Welke bewering sluit het best aan bij de visie van de auteur op voor- en
achteruitgangsdenken?
A Ondanks alle onbeschoftheid wordt de wereld uiteindelijk wel beter.
B Vroeger waren mensen fatsoenlijker dan tegenwoordig. 
C De geschiedenis leert dat de wereld niet beter of slechter wordt.
D Nieuwe technieken blijken uiteindelijk meestal ook een verslechtering.
  • Antwoord C

Slide 35 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 29 (1p)
Stel, je school organiseert een debatavond over omgangsvormen op internet,
naar aanleiding van tekst 3.
Welk thema van deze debatavond geeft de strekking van tekst 4 het best
weer?
A Vóór het ontstaan van internet waren mensen veel aardiger tegen elkaar. 
B De digitale revolutie en internet hebben de wereld beter gemaakt.
C De opkomst van internet leidt tot veel meer opgestoken middelvingers.
D Onbeschoftheid is van alle tijden en komt niet alleen voor op internet.
  • Antwoord D

Slide 36 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • Kijk je toets nog eens door. 
  • Geen vragen? 
  • Lever de toets in bij je docent. 

Pak je examenbundel erbij en lees deel 1 door. 

  • Totaal = 46 punten
  • 23 punten = 5,5
timer
4:00

Slide 37 - Tekstslide