spelling paragraaf 1 t/m 5 mavo 1

Welk woord krijgt een hoofdletter?
A
noorden
B
walvisstraat
C
kerstvakantie
D
hockey
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welk woord krijgt een hoofdletter?
A
noorden
B
walvisstraat
C
kerstvakantie
D
hockey

Slide 1 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters juist geplaatst?

Veel mensen rijden richting het Oosten van Holland.
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Kerstboom
B
kerstboom

Slide 3 - Quizvraag

Wat is juist?
A
woensdag
B
Woensdag

Slide 4 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Januari
B
januari

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik ziek ben

Slide 6 - Open vraag

Juist of onjuist:
engelse drop
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Wat is juist?
A
lente
B
Lente

Slide 9 - Quizvraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
ik vind dat paard mooi

Slide 10 - Open vraag

Wat is juist?
A
docent
B
docend

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist?
A
poort
B
poord

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist?
A
leerlingenraat
B
leerlingenraad

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist?
A
zeehont
B
zeehond

Slide 14 - Quizvraag

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in.
Deze buis is gemaakt van staal. Het is een .............buis.

Slide 15 - Open vraag

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in.
Deze muur is gemaakt van beton. Het is een ................muur.

Slide 16 - Open vraag

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in.
De ......(slim) schilder.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het meervoud van kalender?
A
kalenderen
B
kalenders

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het meervoud van paleis?
A
paleisen
B
paleizen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meervoud van dief?
A
dieven
B
diefen

Slide 20 - Quizvraag

Schrijf het meervoud op van bos

Slide 21 - Open vraag

Het verkleinwoord van koning is koningkje
A
onjuist
B
juist

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van kraam?
A
kraamtje
B
kraampje

Slide 23 - Quizvraag

Vul het verkleinwoord in van beweging

Slide 24 - Open vraag

Vul het verkleinwoord in van tang

Slide 25 - Open vraag