kwal-project België

                               Project België
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
GASV KWALBuitengewoon secundair onderwijs

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

                               Project België

Slide 1 - Tekstslide

1. democratie en stemrecht
27 De leerling legt op eenvoudige wijze de basiselementen van het functioneren van ons democratisch bestel uit.
ik kan uitleggen wat een democratie is
28 De leerling kent zijn verplichtingen inzake verkiezingen.
Ik weet het verschil tussen stemrecht en stemplicht
Ik weet aan welke voorwaarden je moet voldoen om stemrecht/plicht te hebben
34 De leerling is bereid beslissingen die volgens democratische procedures zijn genomen te aanvaarden.
Ik kan mijn mening geven over beslissing
Ik kan aangeven waarom ik die beslissingen moet aanvaarden en me eraan houden
35 De leerling kent het verschil tussen democratie en andere vormen van bestuur.
Ik weet wat een monarchie is
Ik weet wat een republiek is
Ik weet wat een dictatuur is
Ik weet wat communisme is
33 De leerling kent mogelijkheden tot inspraak en is bereid hieraan deel te nemen.
ik kan benoemen hoe ik inspraak kan geven aan het bestuur van België










Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Wat is het hart van onze democratie?
A
Het federaal parlement
B
Het gemeentehuis
C
de koning

Slide 4 - Quizvraag

Wat  zijn de voorwaarden van een democratie? 
1. geregelde en geheime verkiezingen 
2. meer dan 1 partij , je moet keuze hebben 
3. De partijen moeten toegang hebben tot media, zodat jij als burger weet waarvoor ze staan
4. iedereen moet mee kunnen doen

Slide 5 - Tekstslide

Als er enkel mannen mogen stemmen kun je dan zeggen dat het een democratie is?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

In welk land is de democratie onstaan
A
Engeland
B
Duitsland
C
Frankrijk
D
Griekenland

Slide 7 - Quizvraag

Waarom was dat eigenlijk toch niet echt een democratie?

Slide 8 - Open vraag

België is een democratische monarchie. Wat betekent dat?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

In Frankrijk is er geen koning maar een ...
A
dictator
B
president
C
generaal
D
hoofdleider

Slide 11 - Quizvraag

Is dit een democratie?
Enkel mannen mogen stemmen
Er zijn 6 partijen
De mensen kunnen opzoeken waarvoor een partij staat
er zijn elke 3 jaar verkiezingen
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Is dit een democratie?
Iedereen mag stemmen
Er is 1 partij
De mensen kunnen opzoeken waarvoor een partij staat
er zijn elke 3 jaar verkiezingen
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Is dit een democratie?
Iedereen mag stemmen
Er zijn 10 partijen
De mensen kunnen opzoeken waarvoor een partij staat
er zijn elke 30 jaar verkiezingen
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Is dit een democratie?
Iedereen mag stemmen
Er zijn 5 partijen
De media wordt gecontroleerd en er is veel censuur
er zijn elke 3 jaar verkiezingen
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Dictatuur   
De leider van een dictatuur heet een dictator. 
De woorden zijn afgeleid van het Latijnse woord 'dictare', dat bevelen betekent. 
 dictatuur is gewoon een alleenheerschappij.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Waar of niet waar?
Er zijn veel landen die stemplicht hebben
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Eigenlijk is er in België geen stemplicht maar ...
A
opkomstplicht
B
stemrecht

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen stemplicht en opkomstplicht?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Link

Aan welke 3 voorwaarden moet je voldoen om stemrecht te hebben?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het verschil tussen stemrecht en stemplicht?

Slide 23 - Open vraag

Geef je eigen mening. Ben jij voorstander van stemrecht of stemplicht en waarom?

Slide 24 - Open vraag

2. politiek in België
29 De leerling weet dat er verschillende partijen zijn met een eigen programma.
ik kan de verschillende partijen opnoemen
31 De leerling beseft dat elk beleid voor een beslissing rekening moet houden met ideeën en belangen van diverse betrokkenen, van meerderheids- en ook van minderheidsgroepen.
Ik kan de voor- en nadelen van een beslissing benoemen voor mezelf en andere mensen
32 De leerling heeft noties van het feit dat politieke beslissingen zoals in onderwijs en jeugdbeleid, hun leven rechtstreeks kunnen beïnvloeden.
Ik kan voorbeelden geven van politieke beslissingen die een invloed hebben op mijn leven
36 De leerling benoemt meerderheid- en minderheidstandpunten.
Ik weet wat minderheden en meerderheden zijn
Ik kan standpunten begrijpen en verwoorden


Slide 25 - Tekstslide

welke politieke partijen ken je ?

Slide 26 - Woordweb

Links of rechts ? 

Slide 27 - Tekstslide

Hoe ontstond links en recht?

Slide 28 - Open vraag

Links
rechts
progressief
conservatief

Slide 29 - Sleepvraag

staat links rechts nog altijd voor wel of geen verandering willen?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

welke zijn juist?
A
Links wil minder belastingen betalen
B
Links wil de centen herverdelen
C
rechts wil minder belastingen betalen
D
rechts wil de centen herverdelen

Slide 31 - Quizvraag

wat is culturele diversiteit?

Slide 32 - Open vraag

zoek op het internet een links standpunt en plaats een screenshot hieronder

Slide 33 - Open vraag

Zoek op het internet een rechts standpunt en plaats een screenshot hieronder

Slide 34 - Open vraag

Minderheden? 
Een minderheid is een nationale, etnische, religieuze of linguïstische groep die kleiner is dan de rest van de bevolking en wiens leden een bepaalde identiteit delen. Minderheden zijn doorgaans niet-dominant in vergelijking met meerderheden op het economische en politieke toneel in hun land.

Slide 35 - Tekstslide

3. De rekening van België

30 De leerling legt uit hoe een overheid haar inkomsten verwerft en hoe ze die inkomsten aanwendt.
Ik weet wat belastingen zijn
ik kan de verschillende inkomsten van de overheid benoemen
Ik weet een begroting is
Ik kan voorbeelden geven van hoe de overheid zijn inkomsten gebruikt voor de bevolking

Slide 37 - Tekstslide

Begroting? 

Slide 38 - Tekstslide

Welke inkomsten heeft de overheid?

Slide 39 - Woordweb

Welke uitgaven heeft de overheid?

Slide 40 - Woordweb

Slide 41 - Video

sociale bijdrage gaat van je loon af.
A
waar
B
niet waar

Slide 42 - Quizvraag

Wie betaald sociale bijdrage?
A
werkgevers
B
werknemers

Slide 43 - Quizvraag

hoe vaak moet je een aangifte doen van je personenbelasting?
A
elke maand
B
elk jaar
C
om de drie jaar
D
om de drie maanden

Slide 44 - Quizvraag

Wat weet je over de personenbelasting?

Slide 45 - Woordweb

BTW is
A
belasting op wat je koopt
B
belasting op je erfenis
C
belasting op je spaargeld
D
belasting op je inkomen

Slide 46 - Quizvraag

welke kosten vallen onder sociale zekerheid?
A
loon
B
pensioen
C
leefloon
D
werkloosheidsuitkering

Slide 47 - Quizvraag

belastingsaangifte 

Slide 48 - Tekstslide

4. kan ik het ook? 
37 De leerling weegt verschillende belangen op korte en langere termijn af.
Ik kan voordelen verwoorden op lange en korte termijn van beslissingen
38 De leerling is in staat om voorstellen of argumenten genuanceerd te benaderen
Ik kan voor en nadelen van standpunten benoemen
39 De leerling spant zich in om de belangstelling, de standpunten en de argumenten van anderen te respecteren
Ik luister naar de standpunten en argumenten van een ander
Ik verwoord mijn eigen standpunten en argumenten op een respectvolle manier
41 De leerling gebruikt woordenschat over maatschappelijke thema\'s in een zinvol verband.
Ik heb een basis aan woordenschat over politiek

Slide 49 - Tekstslide