3.2 Tussenletters ('21-'22)

les 3.2 Tussenletters
Hoe zit dat eigenlijk?
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

les 3.2 Tussenletters
Hoe zit dat eigenlijk?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
20 minuten
- maken weekopgaven BeterSpellen
- maken / aanvullen moeilijke woordenlijst met 10 woorden
- vrij lezen*

25 + 25 minuten
- Theorie over Grammatica §4.2 Tussenletters (interactief)

weektaak: Grammatica §4.1 en §4.2 af, eigen woordenlijst en BS bijgewerkt

Slide 2 - Tekstslide

1. Maak de dagopgaven van afgelopen week t/m vandaag

Moeilijke woordenlijst
  1. Open een online Worddocument en maak twee kolommen
  2. Neem de woorden van de fout gemaakte opgaven over en zet in je eigen woorden duidelijk de betekenis
  3. Vul je woordenlijst aan tot 10 moeilijke woorden/begrippen

Slide 3 - Tekstslide

Ontwikkeldossier
Maak via OneDrive een eigen moeilijke woordenlijst aan (Word)

Versterken woordenschat:
  • noteer iedere week minimaal 5 moeilijke woorden die je hoort tijdens een les

Slide 4 - Tekstslide

Eindproduct: ontwikkeldossier
Moeilijke woordenlijst
  • 30 moeilijke woorden of termen met daarachter hun betekenis in jouw eigen woorden (dus niet kopiëren / plakken)
  • denk aan de juiste spelling van jouw gekozen woorden en/of begrippen

pragmatisch  = het is praktisch, nuttig, bruikbaar
interventie      = een tussenkomst
onmiddellijk   = direct


Slide 5 - Tekstslide

vrij lezen
timer
15:00

Slide 6 - Tekstslide


Grammatica hoofdstuk 4

Tussenletters

Slide 7 - Tekstslide

Welke spelling is juist?
A
kippesoep
B
kippensoep

Slide 8 - Quizvraag

Welke spelling is juist?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 9 - Quizvraag

Welke spelling is juist?
A
beresterk
B
berensterk

Slide 10 - Quizvraag

Welke spelling is juist?
A
aperots
B
apenrots

Slide 11 - Quizvraag

Welke spelling is juist?
A
hoogtemeter
B
hoogtenmeter
C
hoogtesmeter

Slide 12 - Quizvraag

Welke spelling is juist?
A
have-arbeider
B
haven-arbeider
C
havearbeider
D
havenarbeider

Slide 13 - Quizvraag

-en-

  • Schrijf -en- in een samenstelling als het linkerwoord een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en: tomaat + soep = tomatensoep.

  • Als het linkerwoord al eindigt op -en, gebruik je geen extra -en-: havengebied, keukentafel.

Slide 14 - Tekstslide

Uitzonderingen (1)
  • Het linkerwoord heeft een meervoud op -en én -s: hoogtes en hoogten, dus: hoogtepunt

  • Het linkerwoord heeft geen meervoud: tarwebloem, roggebrood

Slide 15 - Tekstslide

Uitzonderingen (2)
  • Van het linkerwoord is er maar één: maneschijn, zonnebank.
  • Het linkerwoord is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord: rodekool, verrekijker; jokkebrok, lachebek.
  • Het linkerwoord versterkt het rechterwoord: beresterk, apetrots.
  • In veel ouderwetse samenstellingen: bakkebaard, nachtegaal, schattebout.

Slide 16 - Tekstslide

boot + loods
A
bootloods
B
boteloods
C
botenloods

Slide 17 - Quizvraag

geboorte + cijfer
A
geboortecijfer
B
geboortencijfer
C
geboortescijfer

Slide 18 - Quizvraag

vermogen + beheer
A
vermogenbeheer
B
vermogensbeheer
C
vermogenenbeheer

Slide 19 - Quizvraag

rijst + pap
A
rijstepap
B
rijstenpap

Slide 20 - Quizvraag

garage + box
A
garagebox
B
garagenbox
C
garagesbox

Slide 21 - Quizvraag

Een scherm dat beschermt tegen de zon...
A
zonnescherm
B
zonnenscherm
C
zonsscherm

Slide 22 - Quizvraag

De zon die verduistert...
A
zonneverduistering
B
zonnenverduistering
C
zonsverduistering

Slide 23 - Quizvraag

De stem van een meisje
A
meisjestem
B
meisjesstem

Slide 24 - Quizvraag

de straat naar het station
A
stationstraat
B
stationsstraat

Slide 25 - Quizvraag

De tekst van een wet
A
wettekst
B
wetstekst
C
wettentekst

Slide 26 - Quizvraag

-s-
  • Schrijf -s, als je die klank in vergelijkbare samenstellingen ook hoort:
    personeelsbeleid, dus ook personeelschef; stationsplein, dus ook Stationsstraat.

  • Gebruik bij twijfel een woordenboek of woordenlijst.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Werken aan weektaken:
  • Grammatica §4.2 Tussenletters: maken alle weekopgaven
  • Grammatica §4.1 Meervoudsvormen: bijwerken opgaven


  • BeterSpellen 3F (niveau 4) of BeterSpellen 2F (niveau 3)
     maak de opgaven vanaf 24 januari t/m vandaag
  • Wekelijks bijhouden van eigen moeilijke woordenlijst

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 31 - Open vraag