In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
BS 3 Het verteringsstelsel
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag:
Lezen: 5 min B3. Klaar? nog een keer lezen!
Herhaling B2
Dan: uitleg B3
Aan de slag met samenvatten!
timer
1:00
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een voedingsmiddel?
A
eiwit
B
vet
C
koekje
D
koolhydraten
Slide 3 - Quizvraag
Dit voedingsmiddel is...
A
Plantaardig
B
Dierlijk
C
Zowel plantaardig als dierlijk
D
Niet dierlijk of plantaardig
Slide 4 - Quizvraag
Wat zijn voedingsstoffen?
A
Alles wat je eet en drinkt
B
Stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren
C
Bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen
Slide 5 - Quizvraag
Deze voedingsstoffen zijn vooral brandstoffen
A
Water en vitaminen
B
Koolhydraten, eiwitten en mineralen
C
Vetten, eiwitten en water
D
Alleen koolhydraten, eiwitten en vetten
Slide 6 - Quizvraag
Wat doen voedingsvezels?
A
Zorgen ervoor dat je energie hebt
B
Zorgen ervoor dat je niet ziek wordt
C
Zorgen ervoor dat je darmen goed werken
D
Zorgen ervoor dat je cellen kunt maken
Slide 7 - Quizvraag
Leerdoelen (groen!)
Je kunt de functie van vertering, verteringssappen en enzymen beschrijven.
Je kunt de delen van een gebit noemen met hun functie.
Je kunt de werking en functie van de darmperistaltiek beschrijven.
Slide 8 - Tekstslide
BS 3 Het verteringsstelsel
Slide 9 - Tekstslide
Verteringsstelsel
Alles wat je eet of drinkt gaat door het verteringsstelsel
Doel van het verteringsstelsel: Het klein maken van voedsel zodat de voedingsstoffen opgenomen kunnen worden via het bloed naar je cellen in je hele lichaam.
Slide 10 - Tekstslide
Darmkanaal
Het voedsel dat je eet, komt in het darmkanaal.
Het darmkanaal hoort bij het verteringsstelsel.
Bestaat uit: slokdarm, twaalfvingerige darm, dunne darm, dikke darm en endeldarm.
Het darmkanaal loopt van de mond tot de anus.
Slide 11 - Tekstslide
Niet verteren
Glucose, Mineralen, Water, Vitaminen
Wel verteren
Vetten, Eiwitten, Koolhydraten
Slide 12 - Tekstslide
Vertering
Verteren = klein maken van voedingsstoffen, zodat ze opgenomen kunnen worden in het bloed
(= verteringsproducten)
Slide 13 - Tekstslide
Begin vertering
In de mondholte begint de vertering.
Tanden en kiezen (kauwen) zorgen voor oppervlakte vergroting van het voedsel.
De enzymen kunnen zo meer plekken bereiken en de vertering verloopt dan sneller.
Slide 14 - Tekstslide
Kauwen =
Oppervlaktevergroting
Door te kauwen worden de stukjes verdeeld in kleinere stukjes waardoor het oppervlakte wordt vergroot
Slide 15 - Tekstslide
Verteringssappen
Vertering gebeurt met verteringssappen
Die verteringssappen worden gemaakt in de verteringsklieren
Verteringssappen bevatten enzymen
Slide 16 - Tekstslide
Verteringssappen en verteringsklieren
Speeksel en maagsap zijn voorbeelden van verteringssappen.
Verteringsappen worden gemaakt in verteringsklieren:
speekselklieren
maagsapklieren
de lever
de alvleesklier
de darmsapklieren
Enzymen zitten in verteringssappen
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Darmperistaltiek
In het darmkanaal
kringspieren
lengtespieren.
Samentrekken van deze spieren ontstaan peristaltische bewegingen, die samen darmperistaltiek heten.
Door darmperistaltiek wordt de voedselbrij voortgeduwd.