Present continuous voor de toekomst (future)
> I am visiting my Gran on Saturday.
> They are buying a new car next week.
> Het is vaak een afspraak tussen meerdere personen.
> Je weet vaak waar en/of wanneer iets gaat gebeuren.
am/are/is going to voor de toekomst (future)
> I am going to visit my Gran.
> She is going to buy new shoes.
> Het is meestal een plan/voornemen van
één persoon.
> Het is niet altijd niet bekend waar en/of wanneer iets gaat gebeuren.
> Als iets - op grond van de omstandigheden - zo goed als zeker gaat gebeuren