2.1 Pinpas of portemonee?

H2 Jij en je geld
Les 2.1 Pinpas of portemonnee?

Boek blz. 52 - 54 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2 Jij en je geld
Les 2.1 Pinpas of portemonnee?

Boek blz. 52 - 54 

Slide 1 - Tekstslide

Welke manieren van betalen ken je?

Slide 2 - Woordweb

0

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Na afloop van deze les kun/weet je:

De verschillen tussen directe en indirecte ruil
Een nieuw saldo berekenen 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Je gaat naar de kapper.
Je betaalt contact.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 8 - Quizvraag

Je doet je huishoudelijke klusjes thuis.
Je mag daardoor een uur later opblijven.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 9 - Quizvraag

In de aula koop je een broodje gezond voor € 2,-.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Je hebt € 10,- op je bankrekening staan. Je krijgt € 35,- van je oma. Zij maakt dat over naar je bankrekening. Je betaalt met je pinpas € 10,- voor een cadeautje.

Wat is nu het saldo van je bankrekening?

Slide 13 - Open vraag

Je hebt € 12,50 op je bankrekening staan. Je ouders maken € 25,- zakgeld aan je over. En je neemt € 20,- op.

Wat is nu je saldo?

Slide 14 - Open vraag

Wat moet je maken?

Blz. 52 - 54 opdracht 1 t/m 9

Slide 15 - Tekstslide

H2 Jij en je geld
Les 2.1 Pinpas of portemonnee?

Boek blz. 55 - 57

Slide 16 - Tekstslide

Noël laat zijn fiets repareren bij de fietsenmaker. Hij betaalt met zijn zakgeld.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 17 - Quizvraag

Je koopt een tweedehands scooter. Je maakt het geld over via de bank.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 18 - Quizvraag

Jelle wast de auto van zijn vader. Daarvoor krijgt hij een kaartje voor de bios.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 19 - Quizvraag

Aan het begin van de dag heb je € 162,50 op je rekening staan. Je betaalt met je pinpas een broek voor € 25,75 en een cadeautje voor € 7,95.

Slide 20 - Open vraag

Op welke drie manieren kun je betalen in een winkel?

Slide 21 - Open vraag

Na afloop van deze les kun/weet je:
- In welke twee vormen geld voorkomt
- Een nieuw saldo berekenen 
- De verschillen tussen directe en indirecte ruil
- Op welke manieren je met geld kunt betalen.

Slide 22 - Tekstslide

  • 2 soorten geld:
  1. Chartaal = munten en bankbiljetten. Je kunt het vastpakken.


  2. Giraal = geld dat op je bank/betaalrekening staat. Je kunt het niet vastpakken.

Slide 23 - Tekstslide

Welk soort geld herken je?

1. Sofie betaalt bij de kassa van de AH met haar pinpas.
2. Sem betaalt bij de kassa van de AH met een biljet van € 20
A
Beide chartaal
B
Beide giraal
C
1= chartaal 2= giraal
D
1= giraal 2= chartaal

Slide 24 - Quizvraag

Het saldo op je bankrekening is € 27,50. In je portemonnee heb je € 21,70. Met je pinpas neem je € 20 op.
Hoeveel chartaal en giraal geld heb je daarna?

Slide 25 - Open vraag

Wat moet je maken?
Blz. 55 - 57 opdracht 10 t/m 17
Blz. 78 samenvatting les 2.1

Slide 26 - Tekstslide